Everdersdike, Grijpskerke, Cortgene, Corf keen, Poppendamme, Vlissingen (1),
Zierikzee; 1248 Groede; 1250 Haamstede, Veerej 1251 Gapinge, 1252 Schore;
12 56/58 Zoutelande; 1275 Renesse, Bienesse; 1278 Baarsdorp; 1285 Klaaskin-
derkerke, Claegskgndernieuwelant; 1289 Kattendijke; 1290 Popkensburg, Pop-
pekenborch, Yerseke, Herseke; 1291 Tholen, Tholne; 1293 Sluis, lammirmliet;
1295 Baarland, Oudelande.
In de 14® eeuw eindelijk: 1304 Noordgouwe; 1309 Kloetingen, Clotmgen;
1310 Poortvliet; 1311 Kleyerskerke, Clauwardskercke; 1312 Ouderkerk; 1313
Blkerzee, Kerkwerve, Koudekerke op Sehouwen, Nisse, Nesse, en Zuidland;
1315 Sint Maartensdijk; 1320 Duivendijke, Ellewoutsdijk; 1321 Brouwersha-
ven; 1323 Wemeldingen; 1325 Voor trappen, Vortrappe; 1337 Wissekerke;
1341 ’s Heer Arendskerke’, Heer Amtskerke; 1343 Monster op Borselen, 1350
Moermond; 1386 Nieuwkapelle.
Hervatten wij, na deze lange uitweiding, den draad van ons verbaal met
DIRK (THE0DER1K, DIEDERIK) VI, 1122— 1 1 5 7 ,
zoon van Floris I I en Petronella van Saksen (2), stond aanvankelijk onder de voogdij
zijner moeder, die oorlog heeft gevoerd tegen Keizer Hendrik V , wegens ver-
ongelijking van hären broeder Lotharis, die daarna Keizer werd. Deze laatste
gaf Oostergoo en Westergoo, door zijnen voorganger aan de Stichtschen ge-
schonken, aan Holland terug.
De eerste krijg, door Dirk VI gevoerd, was in 1128 tegen Herman, Graaf (?)|
volgens anderen aileen Heer, van Kuik; diens zoon, Andries van Kuik, Bisschop
van Utrecht, kwam tusschen beide en maakte vrede. Herman bouwde een kloos-
ter ter plaatse waar Floris I , Dirk’s overgrootvader, verslagen was geworden.
In 1132 leverde Dirk den Friezen slag bij Alkmaar, overwon hen, maar kon
ze toch niet geheel onderwerpen. ’s Graven broeder, Floris de Zwarle, onrustig
(1) Zie ook vroeger bl. 49. Het is eene opgave van den Heer v a n d e n b e e g h , even
als de volgende omtrent Zoutelande. Het lern zijn, dat hier het dorp Zoutelande bedoeld
is; meer waarschijnlijk zijn het de schorren of drijvende, lezoule landen, in geheel Zeeland.
(2) Men vergelijke echter w a g e n a a e , I I , 216; v. w i j n , B ijv . bl. 70, en x i.n rr, I , 64.
en heerschzuchtig, liep over naar de Friezen, en deed met hen invallen in
Holland. — Keizer Lotharis verzoende echter zijne beide neven met elkander.
Floris de Zwarte overleed in 1133, nadat hij tegen de Heeren van Arensberg
en Kuik geoorloogd had (waarbij Utrecht hem tot wapenplaats diende); genoeg-
zaam zeker werd hij in een bosch, waar hij jaagde, door toedoen van gemelde
Heeren vermoord.
Vijf jaren later werd Graaf Otto van Bentheim (1 ), Dirk’s zwager, als hij het
landschap Twenthe plunderde, door den Utrechtschen Bisschop Herbert van
Bierum geslagen en te Utrecht gefangen gezet. Dirk rukte hierop met zijn leger
naar die stad en benaauwde ze Zeer. De Bisschop, ten einde raad, trok Utrecht
aan het hoofd zijner gebeele Geestelijkheid uit om Dirk in den kerkelijken ban
te doen. De Graaf, hierdoor ontsteld, maakte vrede en verwijderde zieh.
Dirk droeg steeds groote zorg voor de Kerk en de Geestelijken. Hiervan
getuigt het groot voorregt, dat hij aan de kloosters van Egmond en Rijnsburg
schonk, alvorens hij te land oyer Rome naar Jernzalem reisde (2).
Kort na zijne tefugkomst in het vaderland overleed hij (de groote Kronijk
zegt 5 Augustus 1157) en werd te Egmond begraven.
(1) Het wäre niet onbelangrijk in eene afzonderlijke Verhandeling de betrekkingeu tusschen
de Hollandsche en Bentheimsche Gravenhuizen en derzelver invloed uiteen te zetten.
(2) Deze pelgrimstogt moet in 1138 en 1139 hebben plaats gehad; zie de Schrijvers aange-
haald bij dikks (zie boven), bl. 156. \n Die Hottantsche Cronike vari Beyeren Armonim regia
de Ruyris (pergament H. S. in de Boekerij der Maatachappij van Nederlandsche Letter-
hmde) komt op bl. 37 voor op het jaat 1138, dat Graaf Dirk op zijnen togt naar het
Heilige Land te Korne voor de kloosters van Egmond en Rijnsburg van Baus Innocentius
het voorregt bedong, dat zij in ’t vervolg niet meer aan den Utrechtschen Bisschop, maar
dadelijk aan den Paus onderworpen zotiden zijn. De voorregtsbrief komt in het H. S. voor
en in de'nzelven deze woorden: a en toter wisinge en kennissö dat deze selve cloosters Sinte
«pieters recht toebehoren so seltn 'abt Wouter en dijn nacomelinge vier scellinge» [d. i.
4 X 12 of 48 penningen] «Yriesker mnnten ons en onsen nacomelingen onder enen naem
«van ene censns elkes jairs betalen.» Dat znllen de penningen geweest zijn, onder Keizer
Hendrik’s sonvereiniteit door Bruno U I , Graaf in Ooster- en Westergoo en Staveren geslagen,
hoedanige er ook uit de puinhoopen der in 1823 afgebrande St. Pauluskerk te Eome
voor den dag gekomen zijn. Zie ze afgebeeld op PI. I en I I onzer Mimten van Friesland
Groningen en Drenthe (Haarlem 1855).