bedencken mach, wael toter dijckaedzen behoeven (1), ende des en wilt ons ymmer niet
weygeren, want nyemant dair bi veraftert, noch gehindert en is. Ende hier of wilt ons
uwe goede bescreven andwoerde weder senden bi desen bode. God sy met u. Gegeven in
den Hage ix dage in Meye [anno XXIIIJ}.
In een sink van 10 November diens zelfden jaars komt de Hertog weder
terug op het vèrlof om te Dordrecht te mögen munten, waaruit men zoude
moeten opmaken, dat de regeerders dier stad aan het zoo even medegedeelde
verzoek niet voldaan hadden :
Hertoge Johan enz. .Lieve ende gemynde, also ghy wail weteh moegt, dat die vier, die
van onser goede stedè wegen Dordrecht van der dijckaedze merende geordineert sijn, On-
lanx geleden by ons in den Hage waren, ende met ons spraken vander materyen, der
dijckaedzen merende. Des wy onder anderen worden mit den selven spraken, ende verte
ilen , soe als ons den last, ende grote verderflicheit onss lands altijt in der herten leegt,
dat wy, overmids der hnlpen, die wy dair altijt gherne toe doen sonden, ende ons oio
steet te doen, dat onse lant voirsz. weder bedijct mocht werden, wael behoefden te hebben
onse nntscaip ende profijt van onser mnnten, ende oee van anderen, dair wijt hebben, ende
dat sy dairom gunstlic ende ernstlic spreken wonden mit onser goeder stede voirn* dat ons
dat geschien mochte in snlker máten, dat die ghene, dien wy soüldieh tijn, ende wÿ bewijst
hebben aen der heelft van onsen sleyscat, dat sy hoir helft dair aif ììinemèn efldé
opbueren sonden, als gewoenliò is , éhdé dát die ander helft odder onsen Mnntmeysters
gehelic bliven sonde tot der dijckaedzen behoeff voirss. off onder yement anders * dien ghy
des getrnwede. Ende want wy nmmer mit alle onser herten geneygt sijn die ordinancie der
dijckaedzen voirss. helpen te volbrengen, alsomen die ramen, ordineren ende sluten sal by
onsen Bade ende vrienden ende bi onser goeder stede van Dordrecht, Soe begheren wy
»unstelic aen u, dat ghy ons gönnen wilt, dat wy mnnten moegen, ende oñse Heerlicheyt
gebrnyken, als onse ouderen altijt gedaen hebben, want alle onse andere sieden ons dat
utermaten gherne gönnen, ende hem oec zeer beclagende sijn, dat sy zeer bescediCht werden
by andere Heren mnnten, ende sunderlinge byden hage mnnten, dair vele gébrecs aff
fl) Men herinnere zieh hierbij de doorbraak van den grooten Znid-Hpllandacheh Waard, bij gelegenheid van den
St. Hisabeth’s-vloed in November 1421. Welk een achat van manten ligt er in den tegenwoordigen Biabóle»
niet bedolven, maar te diep in den grond onder bet water, dan dat men de hoop zonde knnnon koeateren van die
innnten immer weder aan bet bebt te zien komen !
is (1) ; want weert sake dat wy in der ordinancie voirss. die by onsen Bade ende vrienden
cpde by onser goede stede voirnt gemaect ende gesloten sal werden, gebreclic weren, ende
nyet .en deden, als die inhouden sal, soe sullen wy onse deel van den sleyscat der mnnten
voirss. die ons verschijnen sal tusschen dit end halfvasten naistcomende, gheven, ende laten
volgen in onser goeder stede orber ende profijt, dair dat nutste ende best wesen sal. Ende
hier aff begheren wy Uwe bescreven antwoirde weder le weten by desen bode, Qod sy mit
u. Gegeven tot Zierixee op Sinte Maertens avont in den Winter [anno XXÏIÏT].
Ingevoegd stuk tusschen föl. 90 en 91 van ’t Memoriale Ducis
Johannis, 1423—1424, Cas. B.
Thans laten wij volgen de beschrijving van alle de munten van dezen Vorst,
die wij hebben kunnen opsporeu.
N° 1 is een goudgulden, de dusgenaamde Beijers gülden, hebbende op des-
zelfs vz. de afbeeldiDg van Johannes den Dooper, staande, vlak van voren te
zien, in den bairen mantel, met heiligenschijn (den nimbus) om bet hoofd, den
kruisschepter in de regterhand, terwijl de linker als tot vermanen is uitgestrekt ;
tusschen zijne voeten ziet men een kruis. Omschrift:
S. IOljSHHSS (men lette op de tweederlei N’s) BKBtpISniK K
Op de kz. ziet men , te midden van een. compartiment uit vier dubbele balve
bogen bestaande, een wapenscbildje, waarop de dubbele arend van bet Duitsche
Kijk ; boven hetzelve een. schildje met een enkeien arend (voor ?), links
van den beschouwer' der munt een schildje met den leeuw van Holland, regts
ter aanvulling of tot Symmetrie, naar het schijnt, een gevoet kruis, en van
onder een wapenschildje met den ruitvloer van Beijeren. Het compartiment is
gevat binnen eenen parelcirkel, in welken zieh vier kleine bloemsieraden ver-
toonen. Omschrift :
(L P® wnmten.dezer «andere Heren ende hagemnnten" Ult bet eerste vierde gedeelte der 15de eeuw worden
thans als bet Ware door de .beöefenaars der Nederlandsebe Nnmismatiek tegen goud opgewogen. H ob onaangenaam
dat siechte geld toeb in die dagen möge geweest zijn, aangezien bet gewoonlijk naanwelijks de helft der waarde
bad, waarvoor bet in de vrandeling werd gebragt, is het. echter in onze dagen van bet -boogste belang om eenen
holderen blik in bet mnntwezen der 15 de eeuw te kennen slann. De «andere Heeren ende hagemnnten-, hier thans
bedoeld, zullen die zijn der Bissekoppen van Utrecht, welke in deze dagen, geüjk ons reeds gebleken is, voornl te
Hasselt en te Rhenen, siechte geldstnkken deden mnnten (waarvan wij de afbeeldingen thans ter perseleggen), der
Heeren van Batenbnrg en Broncbhorst (door ons afgebeeld in onzc Munten der Beeren en Sieden van Gelderland),
van Sichern en Schoonvorst, van Rmnmen, van Valkenburg, enz., later door ons int te geven in onze Munten
der geestelijke en wereWijke Beeren van Braband en Limburg.