Dirk I I I bouwde in 1015 in het landschap Merewede eene vesting, met
name Thuredrecht, later Dordrecht geheeten, en hief een tol van de schepen,
die de Maas opvoeren. Hij werd daarom voor den Keizer, toen deze zieh te
Nijmegen ophield, beschuldigd, en aan hem en de zijnen te regt de naam van
Hoovers gegeven, uit hoofde van het helfen van dit tolgeld.
Wij zijn genaderd tot eene allerbelangrijkste gebeurtenis, die in 1018 voor-
viel. Zie hier wat daartoe aanleiding gaf: De Utrechtsche Bisschop Ansfried
bezat eenige landen in het Graafschap Teisterbant, welke landgoederen hij aan
de Stichtsche kerk schonk: hierdoor is het dat een groot gedeelte dier geheele
streek onder het gebied dezer kerk is gekomen. Zulks is de bron geweest van
de hevigste geschillen tusschen de Hollandsche Graven en die geestelijke Heeren.
In 1018 dan kwam de toenmalige Bisschop van Utrecht, Adelbold, met een leger
in Holland; aanvankelijk had hij geluk, doch werd overvallen en verdreven; kort
daama kwam hij terug met bijstand door den Keizer verleend, aangevoerd door
Godfried, den Hertog van Neder-Lotharingen, later Braband genoemd, die men
’s Keizers algemeenen Stedehouder voor Nederland kan noemen, vergezeld van
den Graaf van Vlaanderen, de Bisschoppen van Keulen, Luik en Kamenjk
(anderen zeggen dien van Trier).
Zij werden in een allerbloedigsten slag (den grootsten na den tijd van Karel
den Grooten, f 814) geslagen. Er was in geheel Lotharingen (Braband) bijna
geen huis zonder gesneuvelden.
De Bisschop ontsnapte in een schuitje, en moest afstand doen, gelijk wij
reeds boven meldden, van de Merwe, Zwammerdam en Bodegraven, welke toen
aan Holland kwamen (1).
«Pars Prisiorum, sedibus suis relictis, in sylva Meriwido habitacula construentes
consederunt et adjunctis sibi praedonibus magna meroatoribus [Tielensibus ?] dampna
intulerunt.»
(1) D. i. onder leenroerigheid aan Utrecht. . Godfried namelijk was gevangen genomen
en werd niet ontslagen dan onder voorwaarde van bij den Keizer te zullen bewerben, dat de
betwiste landstreek aan den Graaf geschonken werd. Deze deed zulks, maar in dier voege,
dat Dirk leenman van den' Bisschop van ’t Sticht bleef. Het schijnt echter, dat dit niet
veel meer dan een titulair regt geweest is. — In deze en vele volgende geschillen hielden
de Keizers het op de hand der Utrechtsche Bisschoppen, terwijl de Hollandsche Graven
Op het jaar 1024 leest men, dat onze Graaf op eene Rijksvergadering te
Hirschfeld tegenwoordig was (1).
Dirk bestreed latér nog de Eriezen, werd eerst geslagen, doch zijn volk te
Haarlem hereenigd hebbende, versloeg hij ze op zijne beurt, en ging daarna
naar het Heilige Land (2). Teruggekomen zijnde, begon de langdurige twist
met Vlaanderen over Zeeland, die eerst in 1823 geëindigd is.
Dirk I I I overleed den 27 September 1039, en werd te Egmond begraven.
Daar de kunsten in deze dagen weder eenigzins meer beoefend werden, is
het mogelijk dat er van onzen Graaf, gelijk ook van de volgènde, eenige af-
beelding vervaardigd zij geworden, maar, zoo ja , zijn zij niet tot ons gekomen.
De Grafelijke afbeeldsels uit het Karmeliter klooster te Haarlem dagteekenden
waarschijnlijk eerst uit de 15e eeuw.
DIRK (THEODERIK, DIEDERIK) IV, 1039—1048,
zoon van Dirk I I I en Odelhilde of Withilde, dochter van Hertog Otto van Sak-
sen, kwam ten jare 1039 aan de regering. — Hij was nimmer gehuwd.
De Utrechtsche Bisschop Adelbold (1009—1027) liet hem met ru st, maar
integendeel den Paus aanhingen. Van daar, zegt b i l d e r d i j k dat deze tweespalt zeer hevig
was, eu zieh telkens luchtte aan de verschillen, in die tijden zoo menigvuldig, tusschen het
Hof van Borne en het Hoofd des Duitschen Bijks.
(1) In vita Meinwerci Episcopi Paderbornensis, Cap. 93. Daar staat: «in praesen-
t i a Thiederici Presoniae.»
.(2) Öp dezen togt zal onze Graaf in 1034 wel geen ander geld hebben kunnen mede-
nemen, dan het Keizerlijke, d. i. van den Duitschen Keizer, daar dat van den Prieschen
Graaf Bruno waarschijnlijk toen bij ons weinig bekend zal zijn geweest. Dat Keizerlijke
geld zal voornàmelijk te Tiel geslagen zijn. Wij hopen het later, voor zoo verre het in
Nederland vervaardigd is, mede te deelen, en verwijzen aanvankelijk naar het echter niet
volledige werk van c a p e e , Die Münzen der Deutschen Kaiser und Könige des Mittelalters,
2 Theile 8 " , Dresden 1848. — V a n b o l h u i s stelt in : De Noormannen in Nederla/nd, den
togt op het jaar 1030. Vele Edelen, onder anderen Ja n , Heer van Arkel, vergezelden
den Graaf. Maar in dat zelfde jaar komt Dirk nog op eene Bijksvergadering voor: «astantibus
legitimumque huic rei testimonium perhibentibus Theodorico Presoniae» &c.
(Vita Meinwerci).