hy of hebben sal suite nutscip ende profijt als dair toe staen, ende Jacob van Nuys voirtijts
dair of gehadt heeft, uytgenomen alsulcte renten als onse lieve Oom Hertoge Johan van
Beijeien saliger gedagten, denselven Jacob van Nuys lest mit sinen brieven gegonnen ende
gegeven hadde, Ontbieden dairom ende bevelen onsen muntmeesters van Hollt, die nu sijn
of naemaels wesen sullen, dat sy Jacob Janssoon voiru4 uytreyten ende laten hebben suite
nutscip ende profijt als toten voirscr. dienste staen, gelijck Jacob van Nuys voirn* plach te
hebben ende voirss. staet, sonder meer geboits van ons dair of te verbeyden, want wy him
van alsoo veel van tide te tide corten ende quyten sullen in horen reecteningen, die sy
ons doen sullen van onser munte voirscr. dit sal geduren een half jair lane na onsen we-
derseggen. In oirconde &c. Datum Tordrecht opten 3" dach in Decembri anno XXV.
Om welke reden het volgende stuk in het boek Commissiones &c. is doorge-
haald, is ons niet bekend; het luidt als volgt:
Philips enz. Doen cont alien luden, want Jacob Janssoon hem verwiltoirt heeft in onser
munten van Hollandt te colorieren ende te dyenen, gelikerwijs Jacob van Nuys te doen
plagh, soo hebben wy dairomme, ende om diensten, die hy ons oft God wil noch aldair
doen sal, den voirscr. Jacob gegeven ende geven mit desen brieve 35 onser nyer Hollant-
ser scilden sjaers, sulke ais wy te deser tijt in onser voirscr. munte doen slaen, die wy
hem bewijst hebben, ende bewijsen mit desen. brieve t’ontfangen uyt onser munte voirscr.
alie jare op Sinte Jans dagh te midsomer, Ontbieden dair omme ende bevelen onsen Muntmeesters
van Hollandt, die nu sijn of riaemels wesen sullen, dat sy Jacob voirn* dese
voirscr. renten van onser wegen uytreycken ende betalen op Sinte Jans dagh te middesomer
naestcomende ende alsoo voirt van jare tejare, alsoo lange als hy in onser munte wercken
sal, sonder meer geboits van ons dair of te verbeyden, want wy den selven onsen munt-
meesters voirscr. jairlix van alsoo veel quyten sullen in hoirre reeckeningen die sy ons doen
sullen van den sleyscat van onser munten voirscr. mits brieve van quitantien die sy alle
jare van Jacob voirn* dair of nemen sullen, om voir ons mede te reeckenen als dair toe-
behoirt, dit sal gedueren een jair lane na onsen wederseggen. In oirconde datum Tordrecht
opten 3“ dagh in Decembri anno XXV.
Op het jaar 1426 vonden wij in het afschriftboek van de gemelde Commissiones,
enz. alleen het volgende stuk:
Philips &e. Doen cond alien luden, want Jacob Jans Soon ons langbe tijt trouwelijck
in onser munte Tordrecht gedient heeft {perder sic) heeft in der selver onser munte ons
trouwelic gedient
anderswair also lange als wy hem jaerlix daer hebben 20 Hollantse Schilden, soo hebben
wy dairom, ende om dienst wille die hy ons oft Godt wil nochnldair doen sal, den voirscr.
Jacob gegeven ende geven mit desen brieve 20 Hollantse scilden sjaers of payment hoore
waerde, in anderen goeden gelde sulke als wy in onser voirscr. munte doen slaen, die wy
hem bewijst hebben ende bewijsen op te bueren ende te ontfaen uyt onser munte voirscr.
alle jair op Sinte Jans misse te midsomer, ontbieden daerom ende bevelen onsen Munt-
meester Tordrecht;’ die nu is of naemaels wesen sal, dat hy Jacob voirn4 die voirscr. 20
scilden van onser wegen uytreycke enda betale op Sinte Jans dach te Middesomer.
Konden wij tot dus verre geene oudere rekeningen van Hollandsche Muntmeesters
vermelden , die den kniagenden tand des tijds overleefd hadden, en die
ons opheldering zouden hebben kunnen geven omtrent het aantal der van iedere
vermelde muntsoort in der tijd geslagene stukken; wij konden zulks in andere
Deelen van ons werk even min doen. Men zie onze Munten. van Brdband en
IAmbwrg, van Gelderland, zoowel der Graven en Hertogen, als der Heeren en
Steden; verder van Overijssel, van Friesland, van Groningen en van Drerdke.
Overal schijnt de zorgeloosheid der - menschen of de woede der binnenlandsche
oorlogen de aanteekeningen en verantwoordingen der oudere Muntmeesters, d. i.
van voor de eerste helft der 15« eeuw, verloren te hebben doen gaan.
Het oudste Handschrift, dat er omtrent de Hollandsche Muntmeestersrekenin-
gen overgebleven is , schijnt te zijn dat in het Rijks-Archief te ’s Hage, met het
merkteeken Bale 34 en N° 11245. Het opschrift op den perkamenten omslag
luidt: * Rekeninghen der Muntmeesters van Hollant van de jaren xiiiJ'xxvi,
xxvu, X X V I I I , xxix, xxx, xxxJ, xxxu, xxxiiJ, xxxiiij, xxxv, xxxvi, xxxviJ,
x x x v i i j , xxxix, xl, // terwijl eene latere hand daarbij gevoegd heeft: // totte
jaire toe m. coco, lxxxvm, incluz.v
Men ziet, het register is in de landstaal gesteld; het was, blijkens het opschrift
op de 1« bladzijde: Om thof, blijkbaar geschreven ten dienste van ’sVorsten
Raden, die dan ook hunne aanmerkingen, dikwerf met eene zeer onduidelijke
hand, in het Fransch, op den kant der bladzijden geschreven hebben.
De 1* rekening luidt als volgt:
Rekenynghe Jan Nemery ende Godscalc Ooms Tielmans zone, muntmeesters particuliers