geregeerd; althans zijn aanzien was zeer groot. en zijn vermögen uitgestrekt,
gelijk de uit zijne dagen overgeblevene Charters getuigen.
Gedurende den tijd, dat Willem 1,1 door, staatsbelangen in Duitsphlapd terug-
gehouden werd, bedreef deze geene daad van Souveremiteit in deze Graafschap-
pen, zonder Floris van Holland daarin te hebben gekep.d. Telkens riep hij de
volle toestemming en goeilkeuring van dezen in , en liet niet zelden de giften, en
voorregten, welke hij verleende, door Floris hezegelen; eene bezegelipg, welke
in die tijden alleen kracht gaf aan de gunstbewijzen. Wanneer Floris in db
moeijelijke omstandighedeR, in welke Willem. I I zieh toen, ffli Duitgphland
als in deze landen., beyond, zijne grootheid op, den val van zijnen broeder
had willen bouwen, zoude hij met zojg de vijnndscbap tusschen Margaretha en
hare zonen hebben moeten aanstoken, het vernedereud verdrag afslaap, en in
de verwarring en beroerten, die door zijne afwezigheid «n die van Koning
Willem zouden ontstaan zijn, zijn aanzien in deze landen hebben moete.p vesfigen
met hulp van Margaretha. — Er zijn nog meer bewijzen voorhanden van de
vriendsohap tusschen de beide Vorsten en de regtmaiigheid der hand.olwijze van
Floris. In 1250 werd een nader verdrag met Vlaanderen, aaigegap,.,en daarin
traden Willem en Floris van Holland beiden op. Indien ,zij: ¡niet yreedzaam met
geleefd hadden, zou Willem, niet met Floris te gelijk een. verbond met
Vlaanderen hebben gesloten. In 12.51 geeft.de Roottpioh-Koping een zeker bevel
aan Floris, en deze aarzelde geenszins om den last zonder uitstel te volbrengen.
Daarenbovén erkent Floris, in al zijne stukken, Willem voor zijnen Meester.
Meermalen noemt hij hem uitdrukkelijk mijnpn Heer en Koningr, Het yerdiept
ook opmerking, dat Floris van het begin af aan, dat hij door Willem met de
regeiingszaken dezer landen belast word,. tot ¿8P dieus dood, zieh altijd aan het
hoofd van opepe brieven genoemd heeft; Broeder van den RetgrnwhrKomg', en
dat hij nimmer eenige andere benaming of eeretitel heeft, íUüigcjioriLcn,
Men moet echter in alle stukken van Floris twee personen opmerken, den
Stedehmder en den Frins van den Bloede, In betrekking als Stadhouder heeft
Floris van Holland, sedert het Vlaamsohe verdrag des jaars 1248, het Graaf-
schap en de daarmede verbondene landen bestunrd. Men, genoot onder zijne
weldadige regering eene ongestoorde rust. Er waren echter nog eenige gesohilpunten
tusschen Margaretha en Willem overgebleven, welke in dat verdrag niet
wareh uitgetVezen. Dit wakkerde de oneenigheden ten jare 1250 op nieuw
aan. Ware de afgéZânt van den Paus niet als bemiddelaar opgetreden;, zoude
de oorlög, welke naderhand zòo fel heeft gewoed, reeds toen zijn ontbrand.
DOor den ijver echter van dezen Legaat werd te Brussel een verdrag aangegaàn,
waarbij tdSZohen de twistende partijtìn de zaak, zoo veel mogelijk, werd bijge-
legd, Van dit'verböhd was ook Floris deelgenoot. Op zijn naam, zoowel als
op dien van zijnen broeder, werd de overeenkomst gesloten.
Daar Koning Willem, na het innemen van Aken, volstrekt niet gezind was om
den verpligten leeneed voor Zéeland aan Gravin Margaretha te doen, was ztdks
de leus voor den oorlog. Margaretha, vertoornd over deze handelwijs, verza-
mélde, na Vergeefs een gezantsohap aan Koning Willem in Holland geZonden
te hebben , een legër Vlaniihgen, Bourgdndiërs, Henëgouwers en anderen om
eenen invai in Zeeland te doèn,.
Reeds was het leger tot de kusten van Vlaanderen genaderd, oni naar Weicheren
over te steken, toen een bode van den Hertog van Braband eene poging
tot bePiiddeling aankohdigäe, die Margaretha, uit vrees voor den magtigen
Hertog , niet diirfde afwijzen. — Zij liep echter op niets uit.
De tijding der toebereidselen in Vlaanderen was aan Koning Willem ter oore
gekomen. Terwijl hij zélf zieh gereed maakte tot de door den Hertog van
Braband verlangde bijeenkomst te Antwerpen, gaf hij aan Floris van Holland
bevel, om een leger hijeen te brengen en in stilte naar Walcberen, het ge-
vreesde punt van den aanval, over te; steken. In weinig tijds was een leger
van Hollanders en vreemdelingen in staat om den vijand het hoofd te bieden.
Aan de spits van deze allen frok Floris, in alle stilte, naär de plááts zijner
bestemming, waar vele Zeeuwen zieh weldra hij hem voëgden.
Toen de Vlàmingen geland waren, werden zij onverheeds bij Westkappel
overvallen en zoo geducht geslagen, dat zij met duizenden of gédood, of in zee
gejaagd, of gevaügen genomen werden; onder die gevangenen bevonden zieh de
beide zonen van Margaretha. Kort vóór den slag was Floris van Holland,
waarschijnlijk door Loef van Kleef, tot Ridder geslagen geworden.
Sédëft de'ze'overWinning bij Westkappel heeft Floris het zegel / dat hij tot,
1 2 *