>%> i iG o m e s ijoiiMSDie
men ziet hier weder de letter H in de naamspelling des lands.
Op de kz. vertoont zieh het lange gevoete, vierbeenige kruis, doch men ziet
geene roosjes tusschen de beenen. Omsohrift:
MOI2 | S0l2i | DOB [ D'GI
Z. weegt 2,4 w. Het is eene vrij algemeen voorkomende munt. Men vindt
ze in de Verzameling van bet Noord-Brabandsch Genootschap, verder bij de
Heeren d e r o i j e v a n w i c h e n , d e v o o g t , s a n t o e , St r i c k e r , v a n c l e e f f ,
BEEEAERTS , enz.
N° 3 wijkt in den vorm van het kopje eenigzins van de N° 1 af, en verder
leest men in het omsohrift van de k z .:
’■ MOB | ST2S | DOB | DGE
Z. weegt 2,45 w. Ook dit muntje is vrij algemeen; wij vonden het in het
Koninklijk Kabinet ten getale van 3 exemplaren; verder in de Verzameling van
het Friesch Genootschap, en in die van de Heeren St r i c k e r , n o o t , v a n d e r
n o o r d a a , van Schrijver dezes, enz.
N° 4 is een halve denier of obolus. Vz. rondom het hoofd van den Graaf:
I S GOiR OkhTZ
Kz. Tusschen de beenen van het kruis bloemsieraden als klaverblaadjes.
Omschrift:
DO | BD | B2f | Gl.
Z. weegt 0,23 w. Z6, daar wij het muntje alleen kennen in de .Verzameling
des Heeren k e e r , waarin het kwam uit die van den, Heer sm id t
VAN GELDER.
Gedurende deze regering vinden wij in 1296 melding (v. m i e r i s , bl. 571),
hoe dat Deken en Capittel van St. Pieter te Utrecht gunnen tynsen in Zeeland
//om jaerlics pacht ofte overdracht van 5 scellingen [60 deniers of penningen]
n Hollants na den beloep in Wtrecht ,n d. i . , naar wij meenen, volgens dezer
cours in Utrecht.
Van de Towrnomen, als in Holland gebruikelijk, is nog geen sprake.
En zoo zijn wij genaderd tot het einde van het Hollandsche Huis. Zeer juist
is de aanmerking van b i l d e r d i j k , dat dit Huis veel langer geduurd heeft dan
de Huizen van Gelder en Braband. Deze beide laatste slechts ongeveer 300,
het eerste bijna 400 jaren.
Eene geschikte verdeeling voor dit 400jarige tijdvak vinden wij, zegt b i l d e r d
i j k mede, door het in drie successien te verdeelen, die zeer gemakkelijk voor
het geheugen zijn (bij de scheiding namelijk dezer Afdeelingen vinden wij eene
zijdelingsche opvolging of mccessio collateraUs) , en welker aanvang en uiteinde
telkens met gewigtige gebeurtenissen zijn gepaard gegaan.
I. Prankisch-Friesch tijdvak van 922—1048. Gerolf I , Gerolf I I , Dirk I
Dirk I I , Aarnoud, Dirk I I I , Dirk IV.
De Frankisch-Friesche (?) naam Theodoric-Diederik, hier met Gerolf en
Aarnoud gedurig voorkomende, kenschetst het eerste tijdvak uitmuntend.
II. Friesch-Hollandsch van 10,48— 1203. Floris I , Dirk V Fiori, TT
Dirk VI, Floris I I I , Dirk VII. ' ’
Hier ontmoeten wij telkens, benevens den uit het vorige tijdvak overgehouden
naam Durk, den schoonen Vlaamschen ridderlijken naam Floris (Florens). Dit
is het tijdvak der Kruistogten, het roemruchtigste uit de middeleeuwen.
III. Echt Hollandsche regering, van 1203—1296 of 1299. Willem I Flo-
ns IV, Willem I I , Floris V, en nog Jan I , hoewel onder Voogden
IT n 16n ° f m0eten„W1J de“ °Ude“ naam m r k niet “ eer. Dit tijdvak is echt
Hoüandsch, en welke naam, zegt b i l d e r d i j k te regt, is dan ook meer vader-
landsch dan die van Willem?
19