stichtte daar eene sterkte. Deze onregtmatige handelwijs trok de aandacht der
bemiddelaars, en aan sommige derzelve werd opgedragen deze zaak te bersteilen.
Onder deze bevond zieh Floris, de Voogd van Holland, wien de aloude betrek-
kingen (1) tusschen de Abdij van St. Truijen en onze Graven bijzonder zullen
bewogen bebben, om de zaak dier stad zieh ter harte te nemen. — Op den
21 Maart 1257 verbond Floris zieh, luidens een Charter, jegens den Hertog
van Braband, Beschermheer der verdrukte stad, om met Graaf Otto I I van
Gelre, Jan van Avesnes en eenige Edelen te onderzoeken, of te onregt, door
den Bisschop, de inwoners van St. Truijen tegen den laatst gesloten vrede waren
in den ban gedaan, enz. ; in welk geval hij zieh verbond om, ondersteund door
die Grooten, de door den Kerkvoogd gebouwde sterkte binnen zekeren tijd te
doen vemietigen.
Floris schijnt zieh met zijne medehelpers goed van deze zaak te hebben ge-
kweten. In navolging zijner voorgangers bewees Floris vele weldaden aan de
Geestelijkheid. De broeders van het Duitsche Huis te Utrecht, de Abdij van
Koningsveld te Delft, door zijnen broeder gesticht en naar dezen genoemd
[in 1572 verwoest] , en het klooster van St. Bernard te Antwerpen ondervonden
hiervan de bewijzen. In deze giften, zegt d e j o n g e (2 ), toonde hij zijne
vroomheid, en gaf, bij deze en andere gelegenheden, blijken van regtschapcn-
heid, gepaard met strenge regtvaardigheid en sterkte van geest in de aan-
gelegenheden des bestuurs.
Op deze wijze heeft Floris van Holland zijne voogdijschap uitgeoefend, en
Holland en Zeeland, gedurende den eersten tijd der minderjarigheid van
Floris V, bestuurd.
Vóór d e j o n g e had niemand opgemerkt, dat er ons één Charter is overge-
bleven, waaruit blijkt, dat Floris, ingevolge het vredesverdrag met Viaanderen,
zijne regten ook heeft doen gelden, en daarvan gebruik heeft gemaakt als be-
zitter van die inkomsten en voordeelen in dat gedeelte van Bewesterschelde, dat
hem bij dien vrede, door de Gravin Margaretha en hären zoon, voor hem en
(1) Zie d e j o n g e , Diplomata quaedam &c. (Lugd. Bat. 1814), p. 12—18.
(2) T. a. p. bl. 819.
zijne erfgenamen, als een bruidsehat was afgestaan, en waarvan h ij, ofschoon het
hnwelijk niet was gesloten, zieh mögt bedienen ; daar hij voor hetzelve den Leeneed,
als vasal, had afgelegd. Op den 2 4 December 125 7 namelijk schonk Floris
aan het beroemde Nonnenklooster Jérusalem; op ZuidbeVeland, een stuk lands,
om dat van hem en zijne erfgenamen voor eemoig in bezit te houden. Dit was
dus eene gift buiten de Dtmeinen der Graven van Holland, als zoodanig. Voogd
van Holland, zoo als hij zieh in dien giftbrief noemt, was hier dus alleen een
titel, die bij de schenking niet in aanmerking kwam, daar hij hier niet als
Voogd van den minderjarigen Floris V handelde (1).
Het zegel, dat aan dit Charter gehecht was, draagt ook niet de gewone be-
namingen, die hij vóór of na den dood van Willem I I 6p zijn zegel of in de
brieven, die hij uitgaf, liet stellen, zoo als in Charters van 10 Augustus 12 4 8
en 28 April èn 4 September 1 2 5 2 ( 2 ) : Florentins de Hollandia, frater illustris
viri Wilhelmi, Fomanorwm in Fegern JElecti, en (in de beide laatste Charters ,
zijnde in het Nederduitseh) Floris van Ilottant, broeder Heeren Wilms des edelen
Conirieks van Fomen; verder: Floris, Grave van Hollante broeder vom Heer
WUlem, den deorluchtigen Goninck van Foomen (3).
Men leest dan Op het bewuste zegel: Sigittvm illustris Flotentii; d. i. : Zegel
van den Doorluchtigen Floris. Waarom bezigt Floris hier het weord Door-
Imhtigen, dat door geen Edelman hier te lande werd gebruikt ; dat de Voogd
zelf vóór dezen tijd zieh nimmer heeft toegeöigend, maar waarmede hij Koning
Willem veelmalen noemde? I s het niet zijne Oppermagt, die hij in dat gedeelte
Van Zeeland had verkregen, door het verdrag met Margaretha en Guy ,
welke in dezen titel wordt uitgedmkt? Wanneer men de omstandigheden van
Floris, als bezitter van de helft der regten in Bewesterschelde, omtrent de
Hollandsche én Vlaamsché Gräven overWeegt, schijnt men vooral in deze bena-
ming van Doorluchtigen, fie uitdrukking van zijne Oppermagt of Souvereiniteit
(1) Zie meer uitvoerig over deze geheele zaak d e j o n g e , t. a. p. bl. 320 en 321.
(2) Zie v a n M iE E l s , X , bl. 250, 265 en 269.
( 8 ) V a n m i e b i s merkt hierbij aan: «Dezen titel (van GiiAAF van Holland) vind ik in
«geene andere brieven, bij ’sKonings leven gegeven,» enz. De j o n g e maakt van deze
gewigtige zaak geene melding; zoude hij de invoeging voor onecht gehonden hebben?
1 4 *