Twee dagen later bevestigde Jan van' Beijeren de voorregten 6n vrijheden der
Munters van Holland, door Hertog Aalbreeht aan deze in der tijd verleend, en
door ona boven, bl. 212, medegedeeld. Aangezien dit stuk niets nieuws be-
vat, gaim wij het kortbeidshalve met deze vermelding voorbij.
Op den 4 November 1420 sloot de Vorst een // verdrach« of verzoemng met
de Mezen. Daarin komt, onder anderen, voor:
Item soe sullen sy ons bekennen ende, ghehengen ende wy sullen hebben onse munte,
die wy by den ghemeenen steden van Hollant, ende onsen ghehoorigben steden van Vnes-
; lan't ordineeren sullen , goet goat' ende silver te släen in Vrieslant, in dien en alsoo verre
als ons >t voirdeel ende proffijt dair van geschien mach, als ons dat ghesobiet t’ Dor-
drecht in onser munten.
Zie het oorspronkelijke stuk van de Leenkamer, Seeprade R , aangehaald bij
v. m i e e i s , Charterloek, IV, 569, en hetgeen wij aan het slot van de be-
schrijving der munten van Jan van Beijeren zullen zeggen over de eenige
munt, die er van hem, in Friesland geslagen, voor zoo verre bekend, overig is.
In het Memoriale B. L. &c. Cas. R. vinden wij op het jaar 1420 de belde
volgende brieven:
Van der Munten.
Johan &c. Doen cont allen lu d en , dat wy aengesien hebben grooten orbaer ende profijt
die onsen gemeynen Lande ende Steden aen gelegen is om eenen göeden penmnck te hebben
ende te gaen, Soe hebben wy by goeder yoersinicheyt en voirbedacbticheyt ons Raeds en
by den gemeynen Steden van Hollandt ’ Qoedsoale Tielman Oems toon en Johan Nemery,
onsen Muntmeesters, geoerloeft ebde geconsenteert, oerloven ende consenteren mit desen
brieve, ende hebben hem volcomen macht gegeven te doen maecken ende wercken binnen
onser Stede van Dordrecht penninge van goude ende van silver als hier na beschreven
staet. In den eersten eenen penninc van goude, geheyten.ee» dubbel, die houden sal m
den alloy eenentwintich. krate fijns gouts, opter toetzen, alrehande Vleemsch g o u t,.a s
nobele, Gentse scilde, gapers (1), Engele, Brabandsche Peters voir fijn gereeckent, ge i)C
die naelden wander voirss. goude ibi onsen getruwen Bade ende Steden voirss. geordmeert
sullen werden, ende dier penningen sullen gaen op die Troysche marcke twee ende vijftich,
en hier of sullen onse Muntmeesters voirss. hebben te remedie in der alloy een greyn hjns
(1) Deze mnntsoort i> on. oabekeaä. Tot da« verre tarnen wij seif, niet gtaea, welke er bedoeld kan # r .
gouts- onder der naelden, en in der snedeii éen engels van élker marke wercs, Item sullen
noch doen maecken ende wercken van 'goude halvë âmbbèl, die-houdén sullen in den alloy
seVentien ende een half kraet fijns gouts, als voirss. staet j des sullen onse Muntmeysters
voirss. hebben te remedie een greyn fijns göudts in den aloy onder der naelden voirss.
ende inder sneden anderhalven Engeise van elker marcke wércke, Ende hier af sullen; onse
Muntmeesters voirss. ons gevèn ende uytreycken van elcket marcke fijns gouts eenen dubbel
voirss. Item sullen onse Muntmeesters voirss. noch doen maecken ende wercken eenen
penninc van eil/o er van twee groöteri, die houden sal in dem‘alloye;vijf penningen ende sesse
greyn Conincs silvers, en dier sullen ^abn opter troysche marke sesentseventich, ende hier
af sullen onse Muntméïsters^ voirssi' Kebb^tt1 tb’ remedie indem aUoy drie greyn ende inder
sneden een der penningen voifssi van elker marke wercsi Item sullen onse Muntmeisters
voirss. noch doen wercken-eenen pennihe, die heyten sal eenen grooten, die houden sal
inden aloy vier penn, ende drie gTeyn Con. silvers-, en diet sullen gaen op die troysche
mark tien scellingeti en twee penningen (1), en hier of sullen onse Muntmeisters voirss.
hebbén te remedie drie greyn inden alloy, ende inder1 sneden drie dier penningen van
elcker marcke wercks, Item noch sullen Onse Muntmeysters voirss. doen wercken eenen
TiaVoen grooten, die hoüden sal inden aloye drie penn. Con. silvers, ende dier«ullen gaen
opter troysche marke negentièd scillinge (2) dersélver penningen, ende hier af sullen onse
Muntmeysters voirss. hébbèn te remedie inden alloy drie greyn , ende inder sneden: .achte
der selver penningen Van elker marcke wercs. Item1 sullen onse MuntmeisterS' voirss. noch
doen wercken vierendeele van grooten, die houden sullbn inden - alloye twee penn. Con; silvers
, ende dier sullen gaen opter troysche marcke achtentwintich < scillinge- (3) der selver
penningen, ende hier af sullen onse Muntmeèsteïe vôïrss. hebben te; remedie inden alloye
drie greyn, ende inder sneden sestien der selver penniüge van elker;marke-wercks, Itèm
sullèû, onse! voirss. Muntmeesters! noch doen weiwketk ^/itendeeJrr VaMrgfooteiK, die houden
sullen in den aloye twee penn. Con. silvers, ende dier sullen gaen opter troysche marke
sesenvijftich scillinge (4) der selver penningen, ende hier af sullen onse Muntmeisters
voirss. hebben te remedie in den alloye drie greyn ende inder sneden iweeendertich der
selver penningen van elker marcke wercs, ende hier af sullen onse Muntmeesters"voirss. ons
geven ende uytreycken van sleyschat van elker marke fijns silvers achte grooten, endé àlle
dander dat aan daimblijft, dat miïÎeh'ônsè Mùritmeëètèrs voirss. ende cfee; Çoeplude .hoùden
(1) D. i. 122 staks.
(2) D. i. 228 stuks.
(8) D. i. 836 stuks.
(4) B. i. 672 stuks,