alsnog ’s Graioeg, of, gelijk de kaarten hebben, ’s Gravenweg (wij hebben te
vergeefs in de Inleiding van g . v a n r e y n ’s Geschiedkmdige Beschrijving van
Rotterdam onderzoek gedaan naar oude berigten over Oralingen of ’sGraweg (1 ) ) ;
verder Holtsole, in 1257 Iluntsele en in 1336 en later Honselredijk of Horne-
laarsdijk geheeten ; Masaland, thans Maasland; Masamuthon, ergens aan den
mond der Maas, Ler en JRufigen, misschien de Her en Rwiven, nog, in 1083,
Schipleda, thans Schipluiden.
A cker stratingh meent, dat het latere Delfland eerst den bijzonderen naam
van Maasland gedragen heeft, als, met Schieland, een onderdeel van de geheele
gorno Maasland, ten zij men liever, zegt hij, Maasland voor den ouderen naam
van Delfland alleen wil houden, en dit met Schieland voor twee afzonderlijke
gouwen.
Het oude Vlaardingerland zal, mede vólgen's s t r a t i n g h , zieh het naast be-
paald hebben bij het latere Schieland, echter in eenen ruimeren zin, daaronder
toch begrijpende de geheele streek aan de Maas en de Mer we of het onde Holland.
Schieland wordt in deszelfs oudste oorkonden ook eerst geheeten het
JBaljvmcñap tusschen de Solde en de Gouwe, die het ten noorden, schoon
slechts voor een klein gedeelte, begrenst, zoo als in die van Graaf Floris I en
Jan I , der jaren 1273 en 1299; vervolgens wordt in twee brieven van Willem II I
des jaars 1316 van Schieland gesproken.
De gouw of het Graafschap Stria (van waar het latere landschap Strijen), dat
(1) De Schrijvers in v a n d e r a a ’s Woordenboeh der Nederlanäen zeggen in het artikel
Krälingen, dat deze gemeente zieh in de middeleeuwen tot aan de Goudsche Wagenstraat
te Rotterdam nitstrekte, en op het artikel Weg van Krälingen, dat deze loopt door de
veengronden van ’s Gravenweg [deze loopt van de Hoilaan onder Krälingen tot aan den
IJsseldijk aan Kortenoord, en is een gedeelte van den grooten weg van Rotterdam naar
Gouda] , en dat zij, ofschoon in weeke en moerassige gronden gelègd, zoo vast i s , dat men
daarop, zonder heiwerk en de.minste vrees van inzakking, ; de zwaarste gebouwen kan,ketten.
Sommigen willen, gelijk wij reeds zeiden, en missehien niet zonder grond, dat deze
weg een overblijfsel is van eene oude heirbaan der Romeinen. Bekend is de spreekwijze.
Zoo oud als de weg van Krälingen. Is het de eerste militaire weg door Holland gemaakt ?
Quantum est quod nescimus ! Het is echter zeer waarschijnlijk.
zieh volgens van den bergh over de landen van Strijen en Putten (1) sehijnt
uitgestrekt te hebben, maar door den grooten Elisabethsvloed van 1421 geheel
van gedaante veranderd is , heeft, mede volgens van den b e r g h , waarschijnlijk
tot hoofdplaats gehad Oosterhout, alwaär het oude slot der Heeren van Strijen
gestaan heeft. Die plaats was reeds in 1050 bekend. Als eene der oudste
plaatsen sehijnt men te kunnen aannemen Geertruidenberg (Möns litoris) (2 ),
op de grenzen der gouw gelegen; Misschien moet men door Bergom, dat in
966 vermeld en aan de Striene {Simona) geplaatst wordt, liever Zevenbergen,
dat volgens de oude kaart van van de wall aan die rivier lag, dan Geertruidenberg
verstaan. — Verder lag in deze gouw Barle, ook in 1262 als Baerle
voorkomende, Bungna (Dongen), Sundert, oorspronkelijk Sandrauda (Zundert bij
Breda ; de stad van dezen naam dagteekent van 112 5 ; haar territoir heeft ook, gelijk
wij later zien zullen, aan de Hollandsche Graven behoord) ; Tremella (Drimmelen).
De roofzucht der Hollandsche Graven heeft in de I I e eeuw de grenzen van
dit landschap ingekrompen; naderhand heeft, na herhaalde inbraken en over-
stroomingen in de 12e en 13e eeuwen, toen een groot gedeelte van Strien ,
Voorne en Putten van een gescheurd is; toen er verscheidene nieuwe vaarwaters,
kreken en killen ontstaan waren ( smits in b il d e r d ijk ’s Geschiedenis des Baderlands
, X IIIn Deels I e Stak, bl. 123); naderhand heeft, gelijk wij reeds zagen
, de Elizabethsvloed er een gedeelte van verzwolgen ; allengs was er ook een
groot deel van aan de Hertogen van Braband gekomen, onder anderen Breda,
d a t, gelijk wij vermeldden, een tijdlang aän de Graven van Holland behoord heeft.
Van de gouw Teisterbant kwamen in later tijd de landen van Arkel, Heusden,
Altena, Vianen, Culemburg (?), enz. tot aan de oude Maas aan het Graafschap
Holland; Heusden en Altena gingen later weder aan Braband over.
(1) Dr. s t r a t in g h zegt, t. a. p. bl. 4 5 , dat het land van Dulten, een vrij oud land,
dat ook wel geheel een voortbrengsel zal zijn van de stroomen, waaraan het gelegen is ,
reeds bij zijn eerste opkomen in de 11® eeuw als eene afzonderlijke Heerlijkheid voorkomt,
zieh ook noordwaarts uitstrekkende over de Maas in het daarin gelegene Land van IJssel-
monde, en zuidwaarts over het Haringvliet tot in het eiland Over-Flakkee. Zie ook bl. 407
(2) De munten, door de Hollandsche Graven aldaar en te Zevenbergen geslagen, zullen
op hare plaats onder Willem IV en Filips den Goeden door ons vermeld worden.