dijken werden mede zeer benadeeld, bijzonder aan de noordzijde omtrent bet
eiland Borselen.
Naderhatid kwani men door onverdroten arbeid de geleden schade ruim te boven.
Willem V was de eerste Hollandsche Graaf, op wiens stukken wij de woorden
Dei gratia geplaatst vindcn. Deze woorden werden alleen door zoodanige Vorsten
gebezigd, die, izoo als zij zeiden, van niemand dan van God, de Zon en den
Degen hun gehied hadden) te weten, dat ze aan Keizer, Koning noch -Heer
eenige hulde of manschap schuldig waren. Ook geestelijke opperhoofden, als
Ahten, Abdissen en Frioren matigden zieh dit gebruik aan; iets dat de Vorsten
wel opmerkten, doch om het groot gezag der kerkelijken niet konden weren.
Beschouwen wij thans eerst de geldsoorten, die ons in de Staatsstukken zullen
voorkomen, alsmede de Muntordonnantien, enz. gedurande: de regering van
Willem V uitgevaardigd, om het een en ander daarna toe te passen op de
munten, die wij op onze Platen hebben afgebeeld.
In het voorbijgaan zij gezegd, dat die van Zierikzee, blijkens een Charter
van 21 April 1347 (bl. 734), zieh bij den Graaf beklaagd hadden, dat zij zoo
veel slecht geld ontvingen en hunne helastingen in goed geld moesten letalen.
In den Tolbrief van Amsterdam met de stad Deventer van 16 October 1347,
met aanteekeningen later (182.7) uitgegeven in het IV“ Deel van de Verhande-
lingen der 2e Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut door Mr.
s. i p z . w i s e l iu s , lezen wij onder anderen: //van enen voeder wynss ses Bra-
wbanschen, van eenre last queeren stenen ses Brabanschen, van einen mollen-
//steyne enen groeten; — van elcken hundert wegens einen Hollands (1), van
(1) Wij gissen, dat de Hollandsche penningen die zijn, welke na den tijd van Willem I I I
geslagen werden, en de koppekyn’s die van vroeger tijd, waar-kopjes op voorkomen: hier-
tegen zal men misschien inbrengen, dat er geene Hollandsche penningen van omstreeks
dezen tijd zonder hopjes bekend zijn, en er geene onder de regering der Graven nit het
Henegouwsche Huis geslagen zjjn; zoodat hier dus wat anders -bedeeld moet wezen. W ise -
lx ü s denkt in zijne nitlegging van den Xoibrief (Werken -der 2®^klasse van t Instituut,
bl. 44), dat hier aan de muutjes van de Utrechtsche Bisschoppen gedacht moet worden.
Maar de Hollandsche deniers droegen ook alle hopjes. K i l ia e n geeft op het woord hop
ook de beteekenis van' hum en henne op; nu hebben wij reeds gezien, dat men munten, die
// eynen hundert bystaels. eine koppekyn, |— van enen hundert bulcke tien kop-
// pekyn, van enen hundert rynvissche enen Hollands — van ener cluwede
n wullen — eynen halven koppekyn-,// '
In 1348 (bh 758) lezen wij van: n xv pond Holl, .eenen schilt voor xviii
grooten»; in het volgende jaar (bl. 759) zien wij , dat een goed oud schild,
goed van goud en zwaar van gewigt, gerekend werd voor 21 grooten Utrechtsch
pagement (1 ).
Ten jare 1350 (bl. 771) belooft onze ßraaf aan zijne moeder het volgende:
//Willem — Hertbghe van Beyeren — onser liever Vrouwer ende Moedere,
uyter der voorghenoemder Graefscap, Lant ende Heerlicheyt van Zeelant te ghe-
vene — alle jaere — twee duusent cleyne guldens van Florensenende gave
van goude ende van ghewichten, nae den Vlaemsehen ghewichte , of den Bra-
bantschen jof viere guldens Schilde, goed ende gave van goude ende: van ghewichten
als in Vlaenderen of in Brabant gaet, ende gaen sal, jaerlicx voor vijf
deine guldine voorsereven.// — In een stuk, dat op bl, 775 t. a. p. voorkomt,
worden- de Florentijnsehe goudguldens güldenen hallinge genoemd.
Ten jare 1350 (bl. 781) verkoopt Gravin Margaretha- aan die Regering van
Zierikzee hare regten op den watermolen aldaar, enz. op voorwaarde om -voor
haar te Brugge te betalen — //twee duysent golden ottden Schilden, van.goeden
gewigte en regten slage ende munten des Coninx van Vrankryke.//
In gemeld' jaar wordt het ijkloon te Thden bepÄld op // twee penningen
Ingelsch.//
Wat het: //300 Doernicser scilden//, in een Zeeuwsch stuk van Mer 1351
(bf. 795), beteekent, betrugen wij niet te weten; wij vinden zulke oude Schilden
niet bij ch a lo u , Monnoges du Hainaut. Bl. 799 lezen wij-: // 7 pondt 12
de afbeelding vau een arend dragen, ganzen noemde ; waarom zoude men dau nu Deven-
tersche [zoo die,tuen reeds geslagen zijn; iets wat onzeker isj muntjes met arenden daarop
niet hoppelcyns hebben kunnen noemen ? De zaak is onzeker en ons altkans nog niet
geheel duidelijk.
(1) In een oorspronkelijk Charter op het Nederlandsche Bijks-Arehief (van 5 Januarij
1349 ?) belooft Willem V , onder anderen, zijne moeder in het bestuur van Henegouwen
met raad en daad behulpzaam te zullen zijn, aldaar munt te zullen doen slaan, enz. enz.