blijkt (zie bl. 365 en 366) ; op de lastete bladzijde vinden wij melding gemaakt
van «twe ganden ponden goets ghelts»; eene uitdrukking, die ons niet duidelijk
is. ♦ ■
Eindelijk lezen wij nog in dit jaar (bl. 376)., ,dat » Aelbregt Ruwaert van Hol-
lant enz. — cont doet allen lnyden — dat hij ontfangen heeft van Jan de
Briener, van — (gelijk er staat) — van onsen gemeenen goeden luyden van
Rotterdam 500 Vrancrycksche vrancken van Goude of payement heure waerden,
roerende van de heul tot Ouderschie. »
In 1381 lezen wij van »140 pont, enen ouden Vrancricsen scild voer 12
sceliinghe gerekent// (bl. 377) ; verder. van » 22 seheliingen ende 6 penningen
Heeren gelt» (bl. 382) , en op het jaar 1382: »10 grote, al selke, alsmen nu
tot Dordrecht maect« (bl. 383).
Dat de Hertog ook gaarne bij de betaling van toi goede vreemde muntspecien
aannam (welke hij ongetwijfeld bezigde om daaruit munten met zijnen eigen Stempel
te laten vervaardigen), iblijkt uit een stuk , waarbij aan de Engelsehe koop-
lieden, die te Middelburg den wolstapel hadden, vorgund wordt om, hoewel
men moest » copen ende vercopen bi onsen [Aalbrechts] paymente — men »die
betalinghe sal doen moghen mit Inghelschen paymente, Vlaemschen jof Brabant-
schen, jof anderen goeden paymente, elc naer synre waerden, als in onsen landen
na der werden onser munten ghenghe ende gave is». Verder belooft de
Vorst, waarschijnlijk ten gevolge van hevige klagten, die vroeger over het verminderen
van het gehalte der;munten waren aangeheven geworden, »Ende wi
en seilen onse munte of paymente niet of setten jof verminderen, daer bi die
Coeplude moghen verachtert of bescaedt worden» (bl. 383).
Verder lezen wij van een maechgeld van eenen dootslage 8 schellinge Hollants
(bl. 386). Ten jare 1383 van » drien pont ouden swarte» (bl. 403), en verder
» 107 pont grote, tien scilde voer elc pont groet gherekent, voer elken seilt
gherekent twalef placken, alse t ’Utrecht ghenghe ende gave waren». En verder:
»enen ouden scüt voer xxvri placken, ende elke placke voer twe grote»
(bl. 405). , HR H * * w
In een oorspronkelijk Charter pp het Rijks-Archief van 17 December 1383
bekent Johanna, Hertogin van Brabant, ontvaagen te hebben van Hertog
Aelbrecht 727H/2 oude sehild voor hare douarie in Noord-Holland.
In 1384 worden de boeten, die Hertog Aalbrecht aan een aan tal Schouten
in Zuid-Holland oplegt, berekend in oude scilde (bl. 412).
In een stuk van het zelfde jaar spreekt de Hertog van 800 gulden door hem
ontvangen (bl. 417). Öp bl. 426 lezen wij weder van » 8 pond goeds gheldsy,
en op bl. 428 van » 6000 ouder scilden, viertich Dordrechtse grote voir den
ouden seilt gherekent». Ten jare 1885 (bl. 431) vintén wij: »gheleent heeft
opt hopghelt tot Haerlem .1500 oude Vranorycse scilde», en op de volgende
bladzijde : »tien sceliinghe grote [d. i. 120 grooten] sulcs ghelts, als onse Ren-
temeester van den lande van Huesden van onzen renten aldair neemtv. In dit
zelfde jaar (Rijks-Archief) moest Dordrecht 6000 oude Schilden boete betalen.
In 1386 komt voor: »50 pont ende 5 scellingen zwerter tornoysen; — en
20 scellingen Engels, die maken 5 pont 6 scellingen ende 8 penningen zwarter
tomoisen» (bl. 438) ; verder : » 50 oude scilden, alse 4 gulden voer 3 oude
scilde gherekent». In dit zelfde stuk wordt eenige regels lager gesproken van
»twintich lichter seildev, die men teruggeven moest. Waarschijnlijk waren de
Schilden ten tijde van den ontvangst van slèlht gehalte, en van daar dan, dat
men ügte terug moest geven (bl. 448).
Ten zelfden jare wordt melding gemaakt van eene Schuld, die Jan van Arkel,
Heer van Noördeloos, had van »40 goede gouden [Roemsohen] Mattoenen, 51
goede oude gouden Vrancrycsche^ Schilden ende achthalf marke Lodewyx [ v a n
m ie r is verklaart het door Ludyx of Luiks,; wij zouden gissen Iodiche, gelijk
dikwerf vroeger] silver troys gewichte» (bl. 451) (1).
In het volgende jaar, 1387, lezen wij van. » enen witten grote voir sestien
penninghen Hollants gherekent» (bl. 462).
In de overeenkomst van Deventer met Amsterdam ovér den Katertol treffen
wij aan : » een ouden Vranekryksche of Keysers sehilt, also nu ter- tyt ganck
(1) In een op het Rijks-Archief in originali voorhanden Charter van 1886 vergnnt Philips
de Stoute tot Allerheiligen uitstel aan Aalbrecht voor de betaling van den eersten termijn
van 50,000 guldens, spruitende uit hot huwelijkscontract van Jan van Nevers en Margaretha,
dochter van Aalbrecht, wegens de moeijelijkheden, waarin de Hertog zieh bevindt,
ook wegens het ovefiijdèn zijner vrouw Margaretha, Hertogin van Beijeieb;