zij in gehalte, het zij in gewigt, wat te veel vermindere! had, en zulks tot het
verbod van de zijde der regering aanleiding had gegeven. Wij komen op iets
dergelijks weder onder Filips van Bourgondië terug.
Op zijne Hollandsche geldstukken voert Jan van Beijeren eenen titel, welke
geen andere Vorst bij ons immer aangenomen heeft , namelijk films Manoniae,
Hollandiae, Zeelandiae (zoon van Henegouwen, enz.); een duidelijk bewijs,
dat hij zieh op de munten tooh den eertitel van Graaf niet durfde geven.
De gouden munten van Jan van Beijeren dragen den naam van geheele en
halve dubbelen, verder dito Uinkerts of schildert. Ook zijn er van hem goud-
guldens.
De zilveren keeten dubbele, enkele en halve grooten; ook heeft hij koperen
munt te Gorinchem laten slaan. Van den tuin of groot, dien de Hertog in
Friesland heeft laten vervaardigen, znllen wij nader melding maken. Doch be-
schouwen wij eerst de verschillende Ordonnantiën en andere stukken, die
betrekking tot de Munt of de munten hebben.
In een Charter van 20 Junij 1418, het eerst naar het oorspronkelijke uitge-
geven door Mr. p . h . van d e w a l l in zijne Privilegien van Dordrecht, lezen
wij op bl. 452, onder andere aan de Dordtenaars verleende vrijheden : » Item
dat wii onse munte van Hollant tot geenre tijt openen noch ordineren en sullen
dan bii onsen rade ende bii onsen hoeft- [d. i. voomaamste] steden als Dordrecht,
Haerlem, Delff, Leiden ende bi consente ende ordinantye van hem luden
ende die t Dordrecht te leggen ende nergent anders.»
Een zoodanig voorregt was vroeger nooit opzettelijk verleend, hoewel men,
bij gewoonte, steeds te Dordrecht muntte.
In de eerste plaats troffen wij daarna de volgende aanstelling van des Vorsten
Waardijn aan:
Johan &c. Doen cont alien Lnyden, dat wj bevolen hebben ende bevelen mit desen brieve
Jan Vasont onsen Wairdeyn te wesen in onser munten tot Dordrecht, te bedryven ende te
bewaeren ende tot onser eeren ende oirbair in aire manieren als dair toebehoiit, ende een goet
Wardeyn seuldieh is te doen, als by dat ten heyligen heeft geswooren,.ende dair of sal hy
hebben snlken cost, cleder ende wedden, nntsoip, profijt, als dair toe staen, en andere War-
deyns, by ons Breeders tijden saliger gedachten, voir hem geweest, gehat hebben, En
ontbieden en bevelen onsen Muntmeesters, die nu sijn of naemaels wesen sullen, ende elken
bysonder, dat sy Jan onsen Wairdeyn voirss. gehulpich ende vorderlijck sijn ende by hem
doen ende laten doen, gelijcken dat sy by onsen Waerdeyn sculdich sijn te doen, na hou-
den hore brieve die sy nu van ons hebben of naemaels hebben sullen, Ende geloven onsen
Waerdeyn voirn* uyt onsen dienste vander Waerdeynscip niet te setten, noch te laten set-
ten in geenrewijs voir die tijt dat wy hem voi ende al betailt sullen hebben van alsulcken
gelde als hy ons mit onsen brieven of mit bescheydenre reeckeningen bewysen sal moigen,
dat wy hem sculdich sullen sijn opten dienste voirss., dit sal gedueren drie jaer lanck na
datum des briefs, en dairéñteynden tot onsen wederseggen. In oirconde &c. Gegeven in
onsen leger voir Leyden dertich dagen in Julio in *t jair X IIIIC en XX.
Bevelboek 1417—1421, Eoi. 90 verso.
In de daarop volgende maand steide hij eenen graveur zijner Munten aan,
gelijk blijkt uit dit stuk:
Johan &c. Doen condt alien luden, dat wy gegonnen en bevolen hebben, gönnen en
bevelen mit desen brieve Jan Figge, onser liever gesellinnen Gontsmit, te maken en te
snyden, of te doen maken ende te doen snyden yser die onse Muntmeysters behoeven, ende
te doen sullen hebben in onser munten tordrecht, dair hy of -nemen ende hebben sai des
redelijek ende gewoentlick geweest is, duerende also lange als onse Muntmeysters duncken
sal dat hy ons en hem dair nut en orbair toe is, en oic tot onsen wederseggen toe, In
oirconde desen brief besegelt mit onsen segele. Gegeven in den Hage opten dertichsten
dach in Augusto in ?t jair ons Heeren dusent vierhundert en twintich.
Bevelboelc 1417—1421, Cas. E. Eoi. 98 verso.
In October benoemde Jan van Beijeren zijne Muntmeesters, blijkens het
volgende stuk:
Johan &c. Doen cont allen Luyden, dat wy bevolen ende gemechticht hebben, bevelen
.ende meebtigen mit desen onsen openen brieve Goedschalck Tielmans Ooms soen en Jan
Nemery, onsen Muntmeysters bynnen onser Stede van Dordrecht, te maken ende te doen
maken penningen van goude ende van silver, gelijek en in aider manieren als sy die by
onsen Eaide en Steden ordineren sullen na inhoude der brieve, die wy hem dair af geven
sullen, Ende dit sal ingaen op huyden.datum des briefs, ende sal dair nae dueren tot opten
seventienden Dach in Aprille toe naestcomende over een jair, sonder argelist. In oir-
ponde &c. Gegeven Tordrecht op den xx Dach in Octobri anno veertienhondert ende twintich.
Bevelboek als voren, Eoi. 101 verso.
43