Voor Viaanderen komt er van deze muntsoort een exemplaar voor in het
Koninklijk Penningkabinet.
N° 3 en 4 heeten gouden nobel. Op de vz. ziet men den gekroonden Roomsch-
Koning met den arend op de borst, met sehepter en wereldbol in de hand
gezeten in een onder zeil zijnde kogges'chip, op welks boord de teekenen der
Orde van bet Gulden Vlies gevonden worden; gelijk ook tusschen deze het
monogram van ’s Vorsten naam.
Op de kz. bevindt zieh op een, ook aan de uiteinden buitengewoon versierd, in
lelien eindigend kruis, het wapensphild des Vorsten, zijnde gedeeld, links de
Roomsch-Koninklijke arend, regts van boven de balk van Oostenrijk en van
onder Bourgondie. Aan de vier nitstekende punten van het wapensehild ziet
men beurtelings de Roomsch-Koninklijke kroon en de dito arend.
Het omschrift der vz. van N° 1 is:
M * D * G * RO * RER * EW . Pf*S' * KRGfjIDVGES * 35V' * B' * GO * 1*0
en van N° 2:
M' * O' * G * BO * RER * m * Pf*S * 2SRGf*IÖVGES * 25V * BG' * GO' 81*0'
Het opschrift der kz. van N° 1 is:
MO' * 25VRE25 * RO * REGIS * EW * PIjI' * 2SRGi*ID * 25V' * BG * GO * f*OIi
Dat van de N° 2 is even eens, met uitzondering van het laatste verkörte
woord, waarin de Ii aan de-O gehecht is.
N° 3 , wegende 7,3 w., berust in het Koninklijk Kabinet, alsmede in de
Verzameling van den Heer St r ic k e r .
N° 4 , wegende als de vorige, vonden wij in de Keizerlijke Verzameling te
Parijs, alsmede in die van den Heer h a c a rA
N° 5 en 6, de balve nobel of het dusgenaamde tehuitje, heeft) op de vz.
weder de afbeelding van den gekroonden Vorst in eene kogge. Hij heeft het
wapensehild van Oostenrijk-Bourgondie voor zieh tegen het boord der kogge
leunende. Aan eenen hoek van dat schild is de wereldbol geplaatst. Omschrift:
MO' * RO * RE' * Z * Pf*I * 25RDVG' * 25VS * BG' * BR' * GO' * I*OIi
Op N° 6 staat: GO 1*0, en achter de laatste lettei ziet men een halven arend.
Ook is de verkorting van Burgundiae (BG') door een sterretje van een gescheiden.
Op de keerzijde ziet men alleen een op de prächtigste wijze versierd kruis,
met een roqsje in het hart; de punten eindigen in lelien. Tusschen de vier
beenen van dat kruis bevinden zieh even zoo vele koninklijke kroonen; het een
en ander is omgeven door een compartiment, bestaande uit acht dubbelde bogen ,
binnen eenen parelcirkel geplaatst.
Het omschrift van N° 5 is, achter een arendje:
REPORM25GIO * POST * GVERR75 * P2SR *71° » 1Ä88
en op N° 6, mede na een arendje:
REPORM25GIO * GVERRI * P25R * EST * 25' * 1X88
hetgeen, hoewel beide fautief gesteld, te kennen wil geven, dal de mede eene
herstelling van den oorlog is.
Het woord GVERR25 is middeleeuwsch Latijn voor Bellum, maar de mid-
deleeuwsche verzorgers der muntzaken hadden toch beter toezigt moeten houden,
en zorgen, dat er niet zoo dikwerf lompe fouten in de legenden der munten
inslopen.
N° 5 , wegende 3,4 w., kwam ons alleen voor in de Verzameling van den
Heer stbickee.
N° 6 , in het Koninklijk Kabinet, wegende 3,3 w.; een exemplaar (met de
variant GO I*Oii op de vz.) dezer muntsoort ligt in het Penningkabinet der
Leidsche Hoogeschool en weegt 3,35 w.; het exemplaar des Heeren kkek weegt
3,396 w. Ook bevond er zieh een exemplaar in het Kabinet van den Heer
geelhand te Antwerpen, thans in dat van zijnen erfgenaam, den Heer geee-
hand-schonen, te Brussel, berustende.
Op PI. XXXVII deelen wij onder N° 29 eenen Andriesgulden onzer Aarts-
hertogen mede, • die ons in teekening, naar een exemplaar uit de Verzameling
des Heeren moons van dbe steaelen te Antwerpen, door den Heer keeb is
medegedeeld geworden (die de teekening in December 1849 had ontvangen).
Vz. De Heilige Andreas of Andries houdt tegen zijn voor hem staande kruis
het Bourgondiseh-Oostenrijksche wapensehild geplaatst, dat als mrtout den
Roomsch-Koninklijken arend draagt. Omschrift:
Pf*I J TfRGHIDVeC * KV | BG * B * GCO % f*OE Z J ©
Op de kz. rust het gekroonde Roomsch-Koninklijke wapensehild op een een-
voudig gevoet kruis, dat tot aan den rand der munt reikt. Omschrift:
.64