N° 6 bij den Heer k e e r (wegende 3,48 w.), alsmede in de Verzamelingen
van het Friesch Genootschap, van de Heeren s t r i c k e r , f o k k e r en s a n t é e .
N° 7, bij den Heer k e e r , weegt 3,42 w.
N° 47 in het Kon. Kabinet, wegende 3,6 w., alsmede bij Professor s e r r
u r e , wegende 3,5 w.
N° 1 op Pl. XLÏV, in het Koninklijk Kabinet, wegende 3,4 w.
N° 8 , alsmede N° 48 dp de Supplementplaat, zijn Si. AndriesgvMens, en
wel van de bekende latere type. De eerste, in het Kabinet van den Heer s t r i c
k e r , van het jaar (15)68, weegt 3,1 w.; de tweede, in d'e Verzameling van
Professor s e r r u r e , weegt 3,21 w.
De laatste gouden munten, de dusgenaamde kroonen, worden door ons onder
N°. 9—11 afgebeeld, ook nog eene onder N° 2 op PI. XLIV, naar de eenige
ons daarvan voorgekomene exemplaren. Op de vz. van N° 9 ziet men het
groote gekroonde wapenschild, hebbende aan iedere zijde de eerste letter van
’sKonings naam, eene P , en op de kz. een zoo versierd kruis, dat het als
zoodanig naauwelijks te herkennen is. Tusschen deszelfs beenen beurtelings
leeuwtjes en vuurstalen met het juweel der Orde van het Gulden Vlies. Kabinet
s t r ic k e r en weegt 3,3 w.
N° 10, van eenen anderen S t em p e l , draagt ongeveer de zelfde omschriften,
en is ons alleen voorgekomen in de Verzameling k e e r , wegende 3,38 w.
De N° 11, die het jaartal 1580 draagt, behoort eigenlijk niet tot ohs tijd-
vak, maar wordt door ons alleen om de zeldzaamheid opgenomem Ook hier
verschiffen de omschriften. Zij kwam ons voor in de Verzameling w e s t h o f f , waar-
uit wij in der tijd het stuk teekenden. Het woog 3,45 w. ; N° 2 , op PI. XLIV,
eindelijk, in de Verzameling van den Heer s t r i c k e r en met eene klop van
Holland voorzien, weegt 3,4 w.
Wij gaan over tot de zilveren stukken. De N° 49, op Pl. XXXIX, is
waarschijnlijk een pronkstuk geweest. De- Heer k e e r had de goedheid het ons
in teekening uit de Verzameling van Professor s e r r u r e mede te deelen. Men
ziet er op de vz. het gekroonde borstbeeld van den Vorst, terwijl in het omschrift
de spelling
PHILIPVS
in het. oog valt.
Thans v o lg e n v a n N° 12—21 e e n ig e d u s g e n a a m d e Filipadaalders, g e s l a g e n
i n d e j a r e n 1557 (vijf v e r s c h i f f e n d e S t e m p e l s ) , 1558 ( d r i e v e r s c h i f f e n d e S t em pels),
1562 e n 1563.
N“ 12 weegt 3,4 w. en kwam ons voor bij den Heer f o k k e r , in onze eigene
Verzameling, en bij afbeelding in de Monnayes en argent du Cabinet de S. M.,
Vienne 1769; N° 13 troffen wij alleen aan in onze eigene Verzameling; het
stuk weegt 34,5 w.; N° 14 vonden wij bij de Heeren f o k k e r , v. d . n o o r d a a
en s a n t é e ; het gewigt is 33,8 w.; N° 15 berust in onze Verzameling en weegt
34.5 w.; N° 16 weegt in het Kon. Kabinet 33,9 w. ; in het Noord-Brabandsch
Genootschap 33,1 w.; bij de Heeren k e e r en s t r i c k e r 34,08 w.; bij den
Heer d e r o i j e 34,1 w.; bij den Heer b e e l a e r t s 33,5 w.; een ander exemplaar
bij dezen heeft het jaartal tusschen twee punten of tittels; N° 17, in het
Kon. Kabinet, weegt 33,5 w.; N° 18, bij den Heer e o k k e r , weegt 34,2 w.;
N° 19, in onze Verzameling, weegt (afgesleten) 32,9 w.; N° 20, bij den Heer
, weegt 33,4 w. ; bij den Heer d e w i j s 33,7 w. ; bij den Heer s t r i c k e r
33.5 w.; eindelijk in onze Verzameling ¿13,6 w.; N° 21 , in het Kon. Kabinet
en bij den Heer b o o n z a j e r , weegt 32,6 w.
Wij hebben nog eenige, later uit den grond te voorschijn gekomene, afwij-
kende Stempels ontdekt, die zieh thans zoo in het Kon. Kabinet als in de Verzamelingen
der Heeren s t r i c k e r en anderen bevinden. Wij hebben ons bepaald
tot de afbeelding der vz. en geven die op onze laatste Supplementplaat XLIV,
onder N° 3—9 ; van N° 3 wegen 2 exemplaren respectivelijk 33,5 en 34,3 w. ;
N* 4 32,3 w.; N° 5 34 w.; N° 6. 33,9 w.; N° 7 34 w.; N° 8 33 w.;
N° 39 32,6 w.
Wij gaan over tot de halve Filipadaalders, afgebeeld onder N° 22—26, en
in het Supplement N° 50—54. N° 22 weegt 17,5 w. en was bij den Heer
k a a n ; N° 23, bij de Heeren k e e r en b e e l a e r t s , weegt 16,875 w.; N° 24
weegt bij Mr. a . j . e n s c h e d é ( t e Haarlem) 16,8 w.; een exemplaar in onze
Verzameling 16,7 w.; een ander, dat geleden heeft, 16,3 w.; verder ontmoetten
wij de munt bij de Heeren s t r i c k e r , s a n t é e en e o k k e r .
N° 25, met het jaartal 1572, vonden wij bij den Heer b e e l a e r t s . Wij
6 8 *