Vienne te doen gelijken, die op de Dauphineesche kroonen in deze kwartieren
voorkomt. Van boven, tusschen de Schilden N° 1 en 2„ vertoont zieh eene
kleine zon, van waar de munt den naam van Zonnekro'on draftgt. Het omschrift
is :
HENRICVS • DOMINVS •D E ■B L • DNS • V.
Men merke op, dat het afscheidingsteeken tusschen de B en L {Brederode en
Uber) opzettelijk weggelaten is, ten einde het omschrift meer gelijkenis te ge-
ven met dat der Dauphineesche kroonen.
De kz. is in type en omschrift gelijk aan die der Dauphineesche kroonen van
Frans I. Weegt 3,3 w. Het eenige nog voorkomende exemplaar berust in het
Keizerlijk Kabinet te Pafijs. Het is het eerst bekend gemaakt in d u b y : Monnayes
des Barons, Prélats, 8fc. de la France onder de incertaines, en wel in het Supplement
Pl. X, N° 5. D u b y wist niet wat er van te maken en zegt: «cette
pièce est de nature à embarrasser tous ceux qui travaillent a l expliquer.« Deze
uitdrukking heeft echter den Heer a . c h a b o u i l l e t , een der Conservatoren van
gemeld Penningkabinet, niet belet om het ware vaderland der munt te ontdek-
ken, dat hij dan ook in de Berne Numismatique der Heeren C a r t i e r en d e d a
s a u s s a y e van het jaar 1849, page 217—224, heeft medegedeeld. Wij hebben
van het een en ander uitvoerig verslag gegeven in den Alg. Konst- en Letterbode
voor het jaar 1856, en wel op bl. 42 en 43.
. N° 3 , 5 en 6 zijn ducaten, N° 4 en 7 goudguldens, op welker voorzijde de
afbeelding van den gecanoniseerden Keizer Hendrik voorkomt, den patroon des
Heeren Hendrik van Brederode en Vianen, vóór zijnen overgang tot de Evangelische
kerkleer. Op de kz. ziet men Maria met het kind Jezus op eene halve
mían geplaatst. Deze munten, waarvan wij er twee, alleen uit Beeldenaars,
kennen, verschillen onderling eenigzins in de omschriften. Doch die verschillende
omschriften op voor- en keerzijden hebben geene uitlegging noodig.
H o f fm a n , die Münt-Waardijn van de Fränkische kreits was, heeft alle
deze stukken in ligte kreutzers gewaardeerd ; zij verschillen alle eenigzins in waarde.
N° 3, in de Verzameling van den Heer k e e r , weegt 3,2 w. ; in die van
den Heer St r ic k e r , 3,3 w.; N° 4 , bij den Heer St r ic k e r , 3,2 w. ; N“ 5 kennen
wij alleen uit b o f fm a n ’s MvmscUüssel; N° 6 , bij den Heer b e il a e r t s ,
weegt 3,3 w. ; N° 7, eindelijk, vonden wij weder in h o f fm a n ’s zoo even aan-
gehaald werk.
N° 8, .een goudgulden of dusgenaamde Sint Jansgulden, heeft op de vz. de
bekende type van Johannes den Dooper met het lam. Omschrift:
S DD ° D S BBS % Iil ? D 8 VI.
Op de kz. ziet men de in den vorm van een kruis naar elkander geplaatste
vier wapénschilden van Brederode (de Hollandsche leeuw met een barensteel),
Mark, Vianen met Ameide en Nuenar (Nieuwenaar), door lauriertakken van
elkaqder gescheiden. Omschrift:
ÍXIOnSWK ■ DOV2S • 2ÏVRS2Ï : VIT!ß •
Ook deze munt kennen wij alleen uit h o f fm a n ’s Beeldenaar.
Wij gaan over tot de zilveren munten.
N“ 9 en 10 zijn de daalders uit de laatste helft der 16e eeuw. Zij hebben
op de vz. weder het beeid van den Heiligen Keizer Hendrik, thans vooral dui-
delijk door het in het omschrift bijgevoegde woord Imperator.
Op de kz. houdt een staande of loopende leeuw aan een strik het gekwarte-
leerde wapenschild van Brederode — Vianen. N 9 en 10 zijn stukken, die
onderling, gelijk men zien zal, een weinig in omschrift verschillen. N 9, in
het Kabinet van den Heer St r ic k e r , weegt 27,3 w.; N° 10, in dat van den
Heer k e e r , 27,54 w.
N° 11, een halve der zoo even beschrevene munten, uit de Verzameling van
den Heer St r ic k e r , weegt 13,3 w.; is ons in geene andere Verzameling, noch
in noch buiten ons vaderland, voorgekomen.
N° 12, een rijksdaalder van meer Duitsche type, heeft op de vz. de afbeel-
ding van Heer Hendrik, blootshoofds in het harnas, ten halven lijve, hebbende
voor zijne linkerzijde den gepluimden ijzeren stfijdhelm en daarnevens de ijzeren
handschoenen. Het omschrift is Brederode’s spreuk:
NISI m DOMINVS @ FRVSTRA @
d. i. Indien de Heer niet met ons is (arbeiden of pogen wij) te vergeefs.
Op de kz. vertoont zieh het wapenschild van Hendrik van Brederode, zijnde
gevierendeeld: in 1 en 4 Brederode; in, 2 en 3 een mede vierveldig wapen-
sehild; dat in 1 en 4 heeft de zuilen van Vianen; in 2 en 3 de drie balken
69*