In 1 1 8 8 trok Moris voor de tweede maal naar het Heilige Land ( 1 ) , met
een leger onder het opperbevel van den Duitschen Keizer Frederik Barbarossa.
Toen werd Damiate ingenomen. De Keizer verdronk, terwijl hij zieh in den
Cydnus baadde; Moris werd door de pest aangetast en stierf; beiden werden te
Antiochie in de St. Pieterskerk nevens elkander begraven (2).
Volgens a l k e m a d e in zijne Mmten der Graven en Grammen van Holland,
Voorberigt bl. 5 , zou Graaf Moris I I I van Keizer Frederik Barbarossa in 1 1 5 7
den toi te Geervliet (zie boven) en het regt om geld te munten verkregen hebben.
Ook v a n l o o n maakt in zijne Hedendaagsche Penningkunde, bl. 8 4 , melding
van die beide giften, maar in een Charter van 2 0 October 1 1 9 5 (zie v a n m i e e i s ,
Charterboek, I , bl. 130, waarin de gift van dien toi aan Dirk VII bevestigd
wordt) leest men niet van de gift der munt. V a n a l k e m a d e (bl. 8 van zijn
Voorberigf), merkt aan, dät Floris geen tijd en gelegenheid zoude gehad hebben
wegens zijne oorlogen en kruisvaarten om een munthuis in Holland op te rigten
en de vereischte orde op de munt te stellen (3). Men zie ook over die gift
b i l d e r d i j k in zijne Geschiedenis des Vaderlands, I I , bl. 5 0 en 5 1 , waar hij
zegt: / /W a g e n a a k vindt reden te vragen, waarom onze Graaf nevens den tol
te Dordrecht ook een tol te Geervliet wilde? De zaak, zeker, is zeer klaar,
want de oude Maas is eene geheel andere rivier dan de Merwe of W aal, en die
de eerste bevoer, deed geen Dordrecht aan.//
(1) Immers indien men den togt van 1182 als bewezen aanneemt; anders zonde het wel
mogelijk zijn, dat éon en dezelfde togt bedoeld wordt.
(2) Zie over dit een en ander, wat Floris betreft, d ik k s t, a. p. bl. 172—177. Om.
trent diens zoon Willem vermeldt deze, dat hij zijnen vader, zeer tegen diene teil, naar het
Heilige Land gevolgd was, enz. bl. 175.
(3) Maar hier daeht a l k e m a d e aan een Munthuis, gelijk ze in zijn tijd ingerigt waren.
Oudtijds, zie onze Munten vom. Bràband en van Gelderland, hnnrde men een huis voor
de hoogst eenvoudige inrigting van den mnntslag in die dagen. De muntschijfjes behoefden
niet volkomen rond noch alle even plat te zijn. Men lette ook zoo niet op een juist gewigt, en
voor het stempelen, dat ook vrij ruw geschiedde, had men geene' bekwarne, alleen krach-
tige,- gezellen noodig. De Munt werd ook dikwerf aan eenen deskuhdigen, meestal goud-
en zilversmid, verpacht. Voor hêt graveren der kleine muntstempels zal men wel de zelfde
kunstenaars als voor de zegels gebezigd hebben, die kort na Floris tijd in gebruik kwamen.
In het zeer goed gestelde artikel Dordrecht in k o k ’s Vaderlandsch Woorden-
boek wordt gezegd: // waarschijnlijk is ’t dat de Hollandsche Graven het munt-
» recht eerst in de volgende eeuw (d. i. na de elfde) en wel ten tijde van
//Floris I I I , die zijnen vader Dirk VI in het jaar 1 1 5 7 in het graaflijk bewind
//ppvolgde, heeft begonnen te oefenen.// Hij nehmt de getuigenis van a l k e m
a d e nopens de gift van het muntregt aan Floris I I I niet als volkomen zeker
aan, ofschoon hij niet afkeerig is van het vermoeden, dat de Hollandsche muntslag
van den tijd van Graaf Floris II I is af te leiden.
Ook de Heer j . s m it s te Dordrecht, wien wij over deze zaak raadpleegden,
meldt ons, het er voor te houden, dat de oudste ons overgeblevene Hollandsche
muntjes uit den tijd van Floris I I I dagteekenen.
Wij hebben dan ook geene zwarigheid gemaakt de eerste muntjes, die het
opschrift Hollant dragen, en. door ons op Fl. I zijn afgebeeld, aan dezen Graaf
toe te kennen. Van deze muntjes, die niet zeldzaam zijn, geven wij een der-
tiental, elf denarien,, of zilveren penningen, en twee obolen of halve zilveren
penningen. Zij zijn van vrij ruwen arbeid en komen nimmer volkomen rond
voor. Op de vz. ziet men ’s Graven hoofd, met eene netvormige muts gedekt,
naar de regterzijde gekeerd; het oog is steeds door een cirkeltje ruw aangeduid.
Het omschrift is , meer of minder duidelijk, om een parelcirkeltje:
FLOBSHS. .
Op de kz. vertoont zieh het geopende, aan alle de uiteinden in bolletjes eindi-
gende dusgenaatode Hollandsche kruis. Het omschrift i s , meer of minder duidelijk :
HOIiliTiHOT.
Merkwaardig is de spelling met eene T , en wij vinden het opmerkelijk, dat er
geene roosjes op deze muntjes voorkomen, gelijk op die, welke boven door ons
beschreven zijn. Was het door mindere bedrevenheid van den kunstenaar?
De denariussen wegen òf 6,6 òf 0 , 5 w. ; de obolen (N° 1 2 en 13) 0 , 2 w. ;
alle zijn van tamelijk zuiver zilver. Wij gissen, dat men dit zilver bekomen
heeft uit de in het land overgeblevene Romeinsche denariussen en quinariussen,
alsmede uit Merovingische en Karolingische munten, hoewel ook Engelsche en
Duitsche mijnen zilver opleverden. Eene eeuw later zullen wij Floris V zilver
ten behoeve zijner munt in Engeland zien koopen. Van Muntmeesters of
9 *