doet wercken, daer omme soe willen wi, dat zi hebben alsulcke huere, als men in Krane -
kerike, ofte in Brabant, afte in Vkepderen geeft. Waer up ze naest,;werckapde pn sniden.de
zijn. Voert soe willen. wi, dat zi bliven vry, ende quite over al binnen onjen lapde ypn
Hollant, van Zeelant, ende van Krieslant; zi, ende haer goed van alle zocjängbe (l).ende
van allen Boden (2), van allen forfaiten, ende misdapden, .die zi.binnep onzsn voirpcreve
lande doen, of misboren, nutghesettet vrpuwen-<£acht, doetslach, .moert.of, diefte. Ende
dat zi oeo tollevri varen moghen met hören aenkmen. (3) ende cattelen, ,u»tgl}fiSBt daer .zi
openbaer comanscap mede hantieren. Ende hebben hem ghowüeoert, ende.ghegheyen, dat
zi niet en zullen wesen gbeoorrigeert van saken, dieghescipn dap van.onse Brpvqest,,epde
ghesworen der vorsoreven munten; ¡uitghesoeiden die vier.feyten vçrsçreve. -Ende waert.dat
zi daer in, .oft in enighen dorpeliken saken misdaden, daer zi fijf, of .lit aen verbperden,
dat sonde rechten onse Bailliu van Zuut-Hollant, oft anders onse Bailljuwe, of Scoutáte,
daer ’t onder gesciede, ende anders niemant. Ende omme dat wi willen, dat .alle dpse
poincten vorsoreven wael ghehonden worden sonder enich wederseggben van ons, ofte van
yement anders van onsen wegben, : soe hebben ,wi desen brief bezeghelt niet onsen ¡zeghele.
Ghegheven in Middelborch, opten vierden daoh van Maerte, .in it.jaer.ons.Heeren M Cfip,
zeven ende tsestioh. . . . . .
Jussn Dm Ducis Alberti,
Arnold de Amerongen, &e.
In dit stuk wordt van geen Munthuis of gebouw gesproken, zelfs niet van
de stad of plaats, waar de Munt moest gevestigd zijn. Dan, vermits er gezegd
wordt, dat de munters' over zekere misdrijven te regt zouden staan voor den
Bailjuw van Zuidr Holland, qf anders de Bailjuw of Schont daar het misdrijf
onder gcschied was, zoo schijnt daaruit te kunnen worden afgeleid, dat de plaats
der Munt als te Dordrecht gevestigd bedoeld wordt, terwijl aldaar de Bailjuw
van Zuid-Holland zijne teregtzittingen hield. Om later den draad van ons ver-
haal niet af te breken, vermelden wij hier, dat, blijkens eene aanteekening
(ontleend uit de M. S. Handvest Chrcm. van m. van d e r houve op het jaar
1376) hij van mieris, I I I , 827, door Hertog Aalbrecht in 137-6 last was ge-
geven tot het aankoopen van een huis aan de landzijde te Dordrecht voor
een Muntgebouw,
(1) V a n m ie r is z e g t: settinghe.
(2) D. i. Beden, lelastingen. .
(3) AUamen (tic) z g n meobelen.
Wij gaam- vo'ort -met' dè muntsoorten. of muntberekeningen te vermelden , die
wij -in deze-dagen. in'Holland en -Zéélaiid aangetroffen : hebbèn. .
Zoo lezen wij in een HoHandsbh stuk vän het jaar 1367-i(van mieris, I I I ,
209)1 Van'iniiii-lffi!'grote. Im dafc zélfde jaär vefpligtr Jan. vanlBloys; Heer van
SctaJon'ho-ven, die van Amsterdam hem jaarlijks' voor îtollen te betalen «tot eeul-
vbelycken -dagen- vier Cbel-sehe- marc-lochcM-silvers 7 sestien loöt voor dè marck
gberekent.« ...... ... .;■... .
Het schijnt dat Heer Jan , die echter ,' voor: zoo verre ons bekend is , zelf geen
munt geslagen heeft, aan zuiver ongemunt zilver de voorkeur gaf boven het
onzuivere gouden en zilveren geld van Hertog Aalbrecht, dat in die dagen
gangbaar was. — Op bl. 213 lezen wij van «tsestich ponden goets geldts.»
Op de volgende komt eene overeenkomst voor tusschen Otto, Markgraaf van
Brandenburg, en Hertog Aalbrecht met zijne gemalin Margaretha, waarbij, eerst-
gemelde alle zijne regten op Henegouwen , Holland, Zeeland en Friesland afstaat
voor 19,000 Brabandsche möetoenen- (floreni mulinenses de Brabantia). Op bl.
2T6 lezen wij, dat die van Staveren ten eeuwigen dage belooven te betalen aan
den Heer van Blois (zie boven) «drie Coelsche inarck Londens silver (1) voor
haer vryheyt des tols van Sparendam, yder loot voor sesthien [in ’t] marok ge-
rekent.« Op bl. 235 lezen wij in de huwelijksche voorwaarden tusschen Hertog
Eduard van Gelre en Catharina, de dochter van Hertog Aalbrecht, van eene
aan deze laatste te geven huwelijksgift van u 4 motinorum (sie) millia aut valor ejus-
dem pretii secundum monetam Hollandiae, Velaviaeque hoc tempore usitatam.«
De Veluwe had wel eens eene ànderê muntr;[de Dtreehtsche] dan het eigèn-
lijke Gelderland.
Ten jate 1368 wordt aan eenige Noord-Hollanders door Hertog Aalbrecht
een zoengeld opgelegd van » ses dusent mottoenen//:, een bewijs hoe algemeen
deze muntsoort in die dagen aldaar was. -— Zie v. m i e r i s , t. a. p. bl. 237.
In een stuk van 8 April 1368 erkent Aalbrecht schuldig te zijn aan Engelbrecht;
Graaf van der Mark, onderscheidene sommen ten bedrage van 600 ffi
(1) Zòudè dit Zondens zilver, dat wij nimmer elders ohtiboeteden, niet eene schrijffont
zijn voor lodicks, -gelijk boven, en zoo: bis wij steeds aan troffen ?