opgeruid, overwonnen. De Heeren van IJsselstein, van Renesse en andere
Bdelen werden nit het land gebannen en hunne bezittingen verbenrd verklaaxd.
Inmiddels geraakte Dordrecht in onmin met den Bailjuw van Zuid-Holland (een
groot vriend van Wolfert) wegens haar voorregt nopens het regtsgebied over
eenige gevangenen; Delft begunstigde de zaak der Dordtenaren. Beide steden
raakten in ongunst bij den Graaf en de eerste werd belegerd.
Intusschen werden de belastingen naar Heer Wolfert’s goedvinden veranderd
en verhoogd; de munt ten nadeele der arme gemeente verzet, d. i. in waarde
verhoogd (1).
Alom hoorde men gemor en misnoegen tegen ’s Graven gunsteling, hetgeen
eindelijk tot daden oversloeg. De Graaf, hem niet langer kunnende bescher-
men, gaf hem aan ’s volks woede over, dat den booswicht te Delft ten venster
uitwierp en verschenrde.
Kort daarna werd ook Wolfert’s vriend, de Bailjuw van Zuid-Holland, te
Dordrecht om het leven gebragt.
Hiermede was echter het land niet gered. De Graaf was te jong en onbe-
kwaam tot de regering, waarom de Staten deszelfs neef Jan van Avesnes weder
in het land riepen om nog vier jaren de voogdij waar te nemen. Men belastte
hem tevens om de Edelen, die aan den moord van Moris V schuldig waren, en
hunne bloedverwanten tot in het zevende lid te vervolgen, te bannen en alle
hunne bezittingen aan te tasten.
Jan I kwam reeds binnen het eerste jaar der voogdij van zijnen neef, niet
zonder vermoedea van vergiftigd te zijn, te Haarlem te overlijden. Hij is,
volgens m e l is s t o k e , te Rijnsburg begraven geworden.
Tweederfei munten van dezen Graaf vindt men: de Tournoois of Groot en de
denier, of penning.
De eerste is door ons afgebeeld op PI. IV onder N° 1.
(1) Aldas zegt alkemade in zijne Munten der Graven van Holland, bl. 6 2 , maar in
de boven reeds dikwerf aangehaalde H. S. Kronijk lezen wij op bl. I l l : «Heer Wolfert,
«die nn allen die machte heeft bi desen jongen Heer [Jan I ] , docbte oic dat hi syn heer-.
«lichede togen woude ende bezwairde hollant mit eenre nuwen munten en mit nuwen rechte
«en dair om wart hi binne delff dbotgeslagen.»
De vz. is als van den Tournoois vati Moria V, boven beschreven.
De kz. heeft rondom het Karolingische kruis tot opschrift:
•s* IOIi2Sß:§lS ßOSRSS
en in den buitenrand het gewone:
* BHDIßWV, enz,
Z. weegt 2,6 w. (inderdaad een veel minder gewigt dan dat der Tonrnoojsen
van Moris V ; ook is het gehalte duidelijk veel geringer) (1) en is van Z6,
daar de munt ons alleen voorkwam in do Verzameling van Docfor munnicks
VAN CLEEEF.
De deniers en de halve denier, onder N° 2 , 3 en 4 afgebeeld, zjjb van veel
zuiverder zilver, zoodat het denkbeeid bij 6t)s opgekomen is, of, dewijl de
Tournooisen van Moris V ook uit vrij zuiver metani vervaardigd zijn, deze munt
soms tot een ander land zoude kunnen behooren, daar het Johannes Comes toch
eene zeer onbepaalde uitdrukking is.
N° 2 heeft op de vz. ’sGraven hoofd links. Qmschrift:
(1) Nadat wij dit geschreven hadden, vonden wij in het eerste Supplément op de Recherches
mr les Monnaies du, Hainçmt par ». CHAI.ON (Bruxelles 1852), page xiv: «Van
« Houwelinghen et van Alkemade ont attribué à Jean I de Hollande) 1 2 9 6 -1 2 9 8 , un
”c n m î f i™ ' WVB-OHVS G IV IS et portant du coté de la croix: lO ^A ü lE S
«UOSIJEb. Depuis, ce même gros a été donné par le Dr. .Grote à un Comte d’Ol-
«denbourg {Botter fü r Mw,zhmde, T, I I , pag. 91). I l est évident que rien n’empêche.
' revendiquer cette pièce pour Jean d’Avesn.es, comme pour Jean de Namur, Jean
«de Bohême, Comte de Luxembourg: enfin nn Comte Jean quelconque du XIV° siècle ou
« e a n u XlIIe. Le poids et le titre de ce gros, que nous n’avons jamais vu en nar
« tç re , pourraient donner quelques indices sur sa provenance et sur son âge. S’il est leger
«ef de bas aloi, on peut affirmer avec assez de certitude, qu’il appartient à une époque
«postérieure à Jean I et à Jean d’Avesnes. Si, au contraire, i l se rapproche du poids dé
«quatre grammes, il y a probabilité qu’il est de la fin du XlIIe siècle ou des premières
«années du XlVe. Cependant, comme il y a eu plusieurs retours à la monnaie forte, aux
-Ions gros de Mgr. Samt Bonis, la valeur intrinsèque du gros n’est pas toujours une
«preuve de son ancienneté.» ■ T t B B “
Wij meenen het dus voor aljes behalve zeker té kunnen houden, dat deze groot van
onzen Jan I zoude wezen, vooral daar wij zoo dadelijk zullen zien, dat ’s Vorsten deniers
uit goed zilver vervaardigd zijn, terwijl deze groot zulks niet is.