Op Sinte Jacobsavond (24 Julij) 1409 werd van wege den Graaf het na-
volgende stuk afgekondigd:
"Willem enz; doen cont allen laden, want onse gemeyne goede Steden die op huden bi
ons in den Hage geweest sijn ons getoent en oyergegeven hebben alrebande gebreke die
sijn in sulc payment, als wy mit onsen goeden Steden, by onsen geswooren Wairdere die
dair toe geedt [geeed] is, gegenget ende geboden hebben in onsen lande te gaen, So hebben wy
dairom, ende om oirbair ons gemeyns landts, by onsen goeden Steden ende Wairdere voir-
geroert sommige penningen ofgeset, Eerst Ylaemsche placken elc stuc voir derdenhalven
Berchschen groote, Item oude Ylaemsche groote voir twee Berchsche grooten, ende niet
hoger, Item Bijnsche gnlden van den vier Kuervorsten sullen gaen als wy die naisten mit
onsen brieven deden gebieden, dats te verstaen voir een en dertich grooten, ende niet
hoger op dat gelt jegens ons verbuert te wesen, ende op een buete van drie ponden, so
wie eenich van den voirn. penningen hoger bode of name, Yoirt so wairnen wy enen yege-
lyck vander conterfeyten Bijnschen gülden., en onsen Neve van Gelre en andere doen slaen
en conterfeyten op die maniere van Keurvorste gulde, dat die nyemandt en geve noch en
neme op die buete voirss. en waernen vorder eenen ygelick dat hi hem wael wachte ende
voirsie van eenrehande gülden die geconterfeyt sijn op die gnlden die gaen voir negentien
grooten, en dat oic nyemandt eenich ander witgelt of sulveren gelt en geve noch en neme
dan voir in onsen ordinantie geschreven en geboden staet, want wy ende onse gemeyne
Steden en landt dair grotelic by bescadicht worden souden, en alle ander payment sal bliven
gaende op die oude ordinancie en settinge die wy voirtijts dair of geset hebben, Ombieden
hierom en bevelen allen onsen Bentemeesteren, Bailjuwen, Scouten, Bechteren en Diena-
ren overal in onsen Landen en elken bysönder, dat sy dit openbaerliken condigen en
gebieden alle hoir bedrive duer, ende eenen yegeliken die dese voirss. bueten verbuert die
selve bueten ofnemen sonder des yemandt te verdragen, om ons dair goede reeckeninghe
of te doen als dair toebehoirt, en des niet en laten, also lief als wy hem sijn, want wairt,
dat sy dair versumende in waren, dat wouden wy an dien houden en verhalen. In oir-
conde enz. Gegeven in den Haghe op Sinte Jacobs avondt anno dusent vier hondert
en negen.
Memoriale B. C. Cas. B. Bol0 61 verso.
Op den 19 November diens zelfden jaars verscheen bet volgende stuk:
Willem enz. Ombieden ende gebieden mit ernsten allen onsen goeden Luden ende On-
dersaten overal in den onsen, en elken bysönder, dat nyemandt geenrehande payment en
geve noch en neme dan sulc, en in sulker manieren als wy mit onsen getruwen Bade ende
Steden overdragen sijn, ende in voirtiden duer onsen Lande geboden is te ghengen en
Sonderlinge dat nyemandt dese nye dobbelde Brabantsche penningen, diemen op dese tijt
in Brabant munt (1), hoger en geve noch en neme dan ’t stuck voir anderhalve grooten
op *t gelt jegens ons verbuert te wesen, en op sulke bueten als wy voirtijts mit onsen
brieven dair of over al in onsen lande geboden hebben, En bevelen als wy ernsteiixte mögen
u allen onsen Bailjuwen, Bentemeesteren, Scouten, Bechteren ende Dienaren over al in
onsen Landen, binnen Steden en dair buten, dat ghy dit sonder vertreck openbairliken
condiget ende gebiet allen uwen bedrive duer, ende éenen yegelycken, die hierenboven
doet, en die bueten verbuert, die selve bueten ofneemt, om ons dair goede bewijsinghe of te
doen als dair toebehoirt, sonder des yemandt te verdragen. En des in geenrewijs en lait
also lief als wy u sijn. In oirconde enz. Gegeven negentien • daghen in Novembri
anno M. GGCO. en negen.
Memoriale als voren, Eoi0 81.
In boven reeds vermeld Bevelboek vinden wij op fol. xxi, dat Heynric van
Wesel op den 14 Maart 1410 door den Hertog tot zijn Waardijn werd
aangesteld : *
Item bi mijns Heeren uythangenden brief, gegeven tot Key not opten veertiensten Dach
in Meerte anno XIHIC en tien, na den lope tsHoefs, beval mijn Heer Heynric van Wesel
die Wairdeynscap vander munten van Hollandt mit hoeren toebehoeren, duerende tot mijns
Heeren wederseggen.
Het blijkt echter uit vöornoemd Bevelboek, fol. liv verso, dat van Wesel
reeds in het jaar 1415 eenen opvolger bekwam. Wij lezen daar toch:
Willem enz. doen condt allen luden, dat wy bevolen hebben en bevelen mit desen brief
Yrancke van den Bilande onse Wardein te wesen van onser munten van Hollandt, die te
bedriven en te bewaren tot onser eeren ende oirbaer in aire manieren als dair toebehoort,
en een goet Wardeyn sculdich is te doen, en dair of sai hi hebben sulken cost, cleederen,
wedden, nutscip en profijt als dair toe staet en andere Wardeyns voir him geweest gehadt
hebben, En ombieden en bevelen onsen Muntemeesters van Hollandt, die nu sijn of nae-
maels wesen sullen, en elken bysönder, dat sy Yrancken onsen Wardeyn voirn* gehulpich
en vorderlijc sijn, en by him doen en laten doen, geliken, als sy by onsen Wardeyn schul -
(1) Ongetwÿfeld worden hier bedoeld de Boddragers van Hertog Antonie van Braband, afgebeeld op Pl. XIII,
onder N° 8 en 6, in onze Munten van Braband en Umburg. Deze munten zijn reeds, blijkens hare klënr, van
een zeer laag gebalte en behooren tot de minst waardigé Brabandsohe munten.