Holland, van Zeeland en Vrouw van Friesland, stierf, na het lijden van veel
eilende, in den bloei harer jaren, op den huize Teilingen bij Sassenheim ten
jare 1436. Van dit huis zijn nog eenige bouwvallen overig.
Zij is te *s Gravenhage bij haren grootvader Aalbrecht in de Hofkapel begraven.
Het eerste stuk dat wij van deze Gravin, ten aanzien der Munt uitgevaar-
digd, ontmoeten, is de hernieuwing der aanstelling van Frank van Byland als
Waardijn harer Munt. Wij vonden zulks in het Bevelboek 1417—1421, Cas.
R. Fol. 14, op het Rijks-Archief. Het luidt als volgt:
Jacob &c. Doen condt allen Lnden, dat wy bevolen hebben en bevelen met desen brief
Yrancken van Bylande onse Wardeyn te wesen van onser mnnten van Holland, die te be-
driven ende te bewaren tot onser eeren ende oirbaer in alre manieren als dair toebehoirt, ende
een goed Wardeyn seul dich is te doen, Ende dair of sal hi hebben sulken cost ende cleederen (1),
wedden, nutscip ende profijt als dair toe staet ende andere Werdeyns voir him geweest gehadt
hebben, "Ende ombieden ende bevelen onse Munte Ms van Hollandt, die nu sijn of naemaels
wesen snllen, ende elken bisonder, dat si Yrancken onse "Wardeyn voirn* gehulpich ende
vorderüç sijn ende bi him doen ende laten doen, geliken als si bi pnsen Wardeyn sculdich
sijn te doen, Ende geloven onsen Wardeyn voimt uyt onsen dienste vander Wardeynschap
niet te setten voir die tÿt dat hi enz., dit sal geduren tot onsen wederseggen. In qirconde
&c. Gegeven tot Kanoyt [Quesnoi] dertich dagen in Augusto anno XYIJ.
Het in tijdsorde volgende stuk, betreffende bepalingen omtrent de Munt, is
den 8 of 9 September 1417 uitgevaardigd door der Gravinne Thesaurier, en
luidt als volgt:
. Johan, Burchgrave tot Montfoirde, Trésorier van Hollandt, Doen cont allen Luden,
want die goede Steden van Hollandt voirtijts by ons liefs genediger Heeren tiden, seliger
gedachten, bi sinen consente sijn ende alle andere Yorsten en Heeren paymente geset ende
geordineert hebben, overal in sinen Lande te gaen, geliken die brief plackaert lest gesent
inhielden, en die selve goede Steden, ons ende anders den Rade van Hollandt ende van Zeelant
op desen tijt te kennen gegeven hebben dat veel des payements voirgeroert boven der settinge
voirn* en boven sulke verclaringen als biden goeden Steden dair of gedaen sijn * dagelix so
(1) De Waardijn, als Grafelijkheids-ambtenaar, droeg een kleed, dat hein vàn wege den Graaf of de Gravin
verstrekt werd, en dat voorzien was van de Jdeuren van den Landsvorst. Znlks had ook in Gelderland, zelfe nog
onder Karel van Egmond, plaats; zie onze Hunten der Graven en Hertogen van Gelderland, hl. 185 en 145.
seer verloopt dat onse genadige Vrou van Hollandt ende hoir goide Lude en Ondersaten
groteliken bi bescadicht worden, so hebben wi die goide Steden voirnt bi ons en anders
den Rade voirss. en biden geswoeren Wairdeere sommigen vanden paymente voirgeroert
verset ende geordineert te gaen over al inden Landen op -snlke wairde ende settinge als hier
nae gescreven staet, In den eersten sullen doen Engelse nobelen tstuc vierentnegentich
grooten, nyewe Ylaemsche nobelen diemen nu slaet tweeëntnegentich grooten, Yrancryx
croónen achtenveertich grooten, nyewe Wilhelmus Hollants scilden (1) eenenveertich grooten,
Koorvorsten rifase gülden aohtendertich grooten, Aernemse rinse gülden vijfendertich
gropten, Item dubbelde Ylaemsche penningen stuc seventien doyts, alle Yrancryxe blanc-
ken, uytgescheiden die nieuwe, tstuc achtiqn deuier, Item Hollantsö Lewen, nyçwe Vranc-
ryxe blancken, Bourgonse blancken ende Johannes blancken stuc seventien denier, ende die
nyewe Utrecse ganse twaelf denier, En wair yemandt die vanden paymente voirss. hoger
gave of ñame dan voirss. is, die soude dair an verbueren tegens onser genadiger Yronwen
voirss. dat gelt, ende dair toe een boete van drie ponden alsoe dicke als si dat deden, en die
sal hi rechtevoirt' betalen den Rechter dairt onder geschiede an geraden gelde of mit pande
die helfte beter, of dair voir in den steen gaen, Ende ombieden ende gebieden mit ernsten
van onser genadiger. Yrouwen wegen voir nt, die ons hoir lande en saken op dese tijt bevolen
heeft, allen hoeren Bailjuwen, Drossaten, Rentemeesteren, Scouten, Tolnaerén,
Rechteren, Dienaren, en Sonderlinge die Burgermeesteren en Exchisenaeren in den goeden
Steden en elken van hem bisonder, dat sy onser genadiger Yrouwen boeten ende hören en
hóirre Stede renten, goiden, ëxchijnsen en ver vallen ontfeefa ende uytgeven na der ordinanti.e
en settinge des paymente als voirss. staet, ende wairt dat si of eenich van hem des niet
eil deden, dat wair öp die boëtë voirss. en dat woude ônse genadigè Yrou of wy van hairre
wegen vorder an dien houden ende verhalen als aen den genen die hoir van hoire Heerlicheyt
verminderen woude, Oie ombieden wi en bevelen van onser genadiger Yrouwen wegen voirss.
allen hören Bailjuwen, Drossaten, Rente-Meesteren, Scouten ende Rechteren overal in hören
landen van Hollandt, vañ Zeelandt en van Yrieslandt binnen Steden ende dairen buten, op
sulke dienste als si van onser genadiger Yronwen wegen voernt, ende op snlc gelt als si dair
op staende hebben, dat si dese tegenwoirdige ordinancie ende settinge openbairlic condigen.
overal in hoerën bedrive, ende alle punten hier begrepen ernstelicken gebieden eenen yegeli-
ken te houden op die boete ende verbuernisse voirss. ende die ofnemen den genen diese verbueren
sullen, ende dat mitten rechte vervolgen en vonnesse dair of nemen sonder deis yemant
(1) Deze waren dus natuurlijk die van Willem VI, welke wij in onze af beeldingen niet hepaaldelijk hebhen kuA-
nen aanwijzen en olzoo onder die van Willem V zullen afgebeeld zijn.