onsen Rechteren veimaent snllen worden, en des niet en laten, also lief als wy hem sijn,
In oirconde Sso. Gegeven in den Hage acht Dagen in Octobri in ’t jaer ons Heeren dnsent
vier hondert en rijftien.
In het volgende jaar 1416 treffen wij alleen de aanstelling van Brunen
van Geerode tot stempelsnijder van ’s Graven munt aan, ter vervanging van
Henric van Wesel. Die aanstelling luidt als volgt:
Willem &c. Doen cont allen luden, dat wy bevolen hebben ende bevelen mit desen brief
Brunen van Geerode onse Muntijsersnijder te wezen van onser munten van Hollant ende
van Zeelant mit sulken nutscippen ende profiten als dair toe staen, ende Henric van Wesel,
die leste Munteijsersnijder, dair of te hebben plach. Ende ombieden ende bevelen onsen
Muntemeester, die nn is .of nnemaels wesen sal, dat hi Brunen voirss., als wy in onser
munte wercken snllen, aen nemen ende hum doe snijden d i e i j s e r e van onser munte voirss. en
nyemant anders, Ende hum vorder geven sulke nutscippen ende profijt als gewoenlic ende
custumelick is als voirss. stait en des niet en lait, dit sal gedueren Brunen voirss. leven
lanc, In oirconde &c. Gegeven in den Hage opten Meyavondt anno XII1I0 ende sestien.
Privilegia .T, 1404—1410, Cas. K. Pol. 172 verso, op het Bijks-Archief.
Beschouwen wij thans de munten van onzen Vorst, welke wij hebben kunnen
opsporen, stuksgewijze.
N° 1 der gouden munten is de dubbele Wilhelmus. Op de vz. ziet men den
Vorst gekroond in zijnen Gothischen zetel gezeten. In de regterhand boudt hij
het zwaard, terwijl zijne linker op het aan zijnen zetel gehechte Hollandsche
wapenschild rust; aan zijne regterzijde ziet men het schild van Beijeren-Holland.
Het omschrift luidt:
ȣ< GVIIiliSliSIiVS : DVB * CCOSH * IjOBTSHDIS % Z * JSH'
Op de kz. vertoont zieh het bijzonder versierde kruis, aan de punten in Ornamenten
eindigende, uit ieder van welke drie klaverblaadjes als ontspringen.
Tusschen de beenen des kruises ziet men loopende leeuwen. J Het kruis is gevat
binnen een ornament, bestaande uit vier cirkelbogen, tusschen wier inspringende
hoeken zieh uitspringende punten (ter zijde van welke bloemsieraden) vertoonen.
G. weegt 6 w. Z6. Wij namen de afbeelding naar het eenige ons bekende
exemplaar in de Verzameling des Heeren v a n d e b n o o r d a a , waarin het ten
jare 1843 kwam, zijnde te Dordrecht in het Steh gevonden.
N° 2 is de dusgenaamde dubbelde gouden Engel. . Het blijkt, dat deze munt
tot Holland en niet tot Henegouwen behoort. Wij hebben boven, bl. 274,
op het jaar 1405, de Ordonnantie medegedeeld, volgens welke deze munt ge-
slagen is (of zoude er in plaats van in onze munte van Hollant moeten gelezen
worden munte van Henegouwen? maar dit is niet waarschijnlijk).
Op de vz. ziet men een’ naar de regterzijde gekeerden, binnen eenen dusge-
naamden tuin staanden, Engel met het wapenschild van Paltz-Beijeren voor
zieh. Omschrift:
% GVIDBSIiiR i DVX * DSI * GR2S * CCOSH | fjTSROHIS % i^Oli * Z % ZS.
Op de kz. vertoont zieh een zeer versierd, in pijnappels eindigend bloem-
kruis, met het Bordrechtsche muntteeken, de roos, in deszelfs hart; tusschen
deszelfs beenen beurtelings een leeuw en de tweekoppige Bijksarend. Omschrift
uit den dusgenaamden Engelenzang (Lucas I I , Vs 14):
■£< GBORI25 * r a * s x a s i i s i s IOSO * Z * in i IBRTC |P2SB i IjOSTHRIS (sic)
lleze niet meer in originali bekende munt is mede afgebeeld in c h a l o n ’s Monnayes
du Hainaut, PL XVIII, N° 130, volgens v. h o u w e l in o h e n en v, a l k e m a d e . De
Heer c i ja l o n geeft op, dat het gehalte van 23 karaten was en de zwaarte 5,48
w.; maar hij verwart deze munt met de Engelen, die Hertog Jan IV van Bra-
band beval te slaan, welke waarschijnlijk nimmer het licht hebben gezien. In
allen gevalle is eene Ordonnantie van 1420 (zie h e t l e n , bl. 32) niet toepas-
selijk op muntstukken van onzen Willem VI, die reeds in 1417 overleed.
De enkele Engel der Ordonnantie van 1405. schijnt of niet geslagen te zijn of
verloren te zijn geraakt.
N° 3 is het derde deel der vorige munt of de Oleyn Engel der Ordonnantie.
Beeldenaar en omschriften zijn de zelfde; alleen worden de Iaatste meer ver-
kort aangetroffen.
Is ook, naar v. h o u w e l in g h e n en v. a l k e m a d e , afgebeeld bij c h a l o n ,
PL XVIII, N° 131.
Wij gaan over tot de zilveren of dusgenaamde zilveren munten.
N° 4 • > een dubbele groot, die waarschijnlijk den naam van dubbele leeuw
droeg | bevat op de vz. j een links klimmenden leeuw, die het geheele veld der
munt inneemt. Omschrift: