bovengemelde Muntmeestersrekening in hare belangrijkste bijzonderheden na te
gaan, iets over de Munt te Zevenbergen, eene stad van Noord-Braband., toen
tot Holland behoórende, mede te deelen.
Het blijkt namelijk, maar de reden waarom is onzeker, dat Filips de Goede,
ten jare 1429, de Munt van Dordrecht naar Zevenbergen verplaatst heeft. Bij
een Charter van 21 April diens jaars bevestigt hij aan de Munters van Holland,
die hij naar Zevenbergen had overgebragt, de privilegien en voorregten, hun
vroeger verleend. Men vindt dit Charter bij v. mieius en v. d. wall. Wij
ontléenen het aan dezen laatsten, DeelT, bl. 510. Hét luidt aldus:
Philips, hertoge van Bourgondien, Grave van Vlaen deren, van Arthois, van Bourgòndien
ende van Namen, Palatiin, heer van Salinis ende van Mechelen, ruwairt ende oir van He-
negouw, van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant, doen cond allen luden, also die
munters ende wercklude van der munte van Hollant voir hem ende hören nacomelingen van
saligen onsen voirvorderen graven te Hollant voirtijts enige previlegien van rechten ende
vrijheden verworven ende vercregen hebben, die wy den selven voirt mit pnsen brieven gc-
confirmeert hebben, so is onse wille ende meyninge dat die voirsz. werclude ende munters
der selver vrijheden mede gebrnyken ende genieten zullen byrinen onser stede van Zevenbergen,
dair wy im ter tijt onse munte geleyt hebben in aire manieren als. hoir brieue die
sy van saligen onsen voirvorderen voirsz. dair of hebben dat clairliker wtwijsen ende begri-
pen. Ontbieden dairom ende bevelen onsen getruwen casteleyn, rentmeester, scout, burger-
meysteren, scepenen ende rade onser stede van Zevenbergen ende* anders onsen officyeren,
boden, dieneren ende goeden luden aldair, dat sii den selven'onsen munteren ende werc-
luden deser vrijheden laten gebruyken ende genieten na inhouden hoire brieve voirsz. ende
hem die houden ende doen houden vast ende gestade, sonder hem enigen hinder of letsel
te doen in eniger wijs. Oie mède ontbieden wy vorder onsen muntmeesters van Hollant,
die nu siin of namels wesen sullen, dat sii hem luden aldair laten hebben ende gebruyken
sulke custume ende hercomen als sy tot desen dage toe gehadt hebben na wtwijsinge hoirre
brieve voirsz. In oirconde desen brieve bezegelt mit onsen zegele hier aengehangen. Gegeven
upten eenendetwintichsten dach in Aprille int jair ons Heren M. CCCG. negenendetwintich.
. . .
Naar den oorspronhelijhen brief in de Muntkamer van Holland.
// De reden,// zegt v. d. w a l l , // waarom Filips van Bourgöndie de Munt
van Dordrecht naar Zevenbergen overbragt, moet waarschijnlijk. in.de oneenighéden,
die tusschen de Stad en den Hertog ter dezer tijd waren gerezen, gezöcht
worden.//; Het Appointèrent van 13 Mei 1430, later te vermelden, doet
ons vermoeden, dat de Wethouderschap den Muntmeesters eenig verbod, ten
opzigte van den muntslag, gedaan hebbe. Dit was waarschijnlijk den Hertog
niet naar .den zin, dewijl hij zieh voorzeker bevoegd zal gerekend hebben, om,
met het muntwezen, als' met eeu der voornaamste deelen van zijne Regalien,
naar eigen goedvinden en zin te werk te gaan. Dan de Dordtenaars, steunende
op het handve3t van Jan van Beijeren, boven vermeld, van 20 Junij 1418,
waarbij beloöfd was, van de munte tot gheenre tijt te, apenen noph or diner en
dan bi consente ende ordinantye van de loeftsteden, en welligt bemerkende, dat dé
Landsheeren daaraan niet voldeden , alsmede dat de ongeregelde loop van het geld
den ingezetenen tot geen gering nadeel strekte, begonnen zieh in dezen .tijd al-
lengs met het Muntwezen meer te bemoeijen. Wij hebben boven, on der Jan
van .Beijeren, gezien hoe deze Vorst aan die van Dordrecht een verzoeh deed,
om te mögen munten en zijne Muntmeesters te laten,werken, // ln een Stedelijk
Register van Dordrecht vindt men eene Belofte van Burgemeester, Schepenén,
Raden, Achten en Gemeene Neeringen, gedagteekend . 23 April 1423 , waarbij
zij belooven de Muntmeesters te zullen sterken in het slaan van zilveren pen-
ningen, welke Hertog Jan denzelven, bij een Bevel van 23 Julij des voorgaan-
den jaars, bevolen had te munten.// .Yerder zegt y. d. w a ll, t. a. p. bL 510,
dat uit eenen ongedrukten brief van 19 Januarij molm blijkt, hoe zeer den
Dordtenaars het regt der Munt ter harte ging. Het verleggen van daar naar
Zevenbergen stak hun dan ook zoodanig in den krop, dat zij verscheidene
Munters, die daar gingen werken, veroofdeelden tot de boete om eenige roeden
muurs der stad op hunne kosten te moeten laten vervaardigen. Zulks blijkt
uit de sententie van Isabella van Bourgondië van 20 December 1444.
Het schijnt echter, dat de Munt reeds in 1430 weder van Zevenbergen naar
Dordrecht teruggebragt en toen aanmerkelijk vergroot en yerbeterd is geworden.
Ook lezen wij in de soort van arbitrage der vier leden van Viaanderen, te
Leiden op den 13 Mei van dat jaar beraamd en onder den naam van Appoinc-
tement, gededingt tusschen minen genadigen Here ende der stede van Dordrecht ,
bij v. MiEßis en v. n. w a l l - voorkomende, aldus :