( n o )
omkomen, zijne nagedachtenis, jaren lang, in hooge waarde werd gehottden,
als van iemand, wiens dengden elk op de tong droeg (1).
Menigmalen werd tot de ontdekking, waar toch te Middelburg het gsbeente
van Willem I I (Koning Willem) en van Floris van Holland rustte, onderzoek
gedaan, maar zonder gelukkig gevolg. Eindelijk viel het aan den Heer n . c .
l a m b r e c h t s e n in 1817 te beurt, eene grafplaats te vinden, gekenmerkt door tee-
kenen van grijzen ouderdom. Er waren eenige geleerden, die deze beschoswden
als de grafstede van Koning Willem, doch anderen meenden daarin de begraaf-
plaats van Floris van Holland te moeten erkennen. De ontdekking van den Heer
l a m b k e c h t s e n had ten gevolge, dat er in 1820, nasr aanleiding van een aan
Koning Willem I gedaan voorstel, in de Koorkerk (die der voormaige Abdij)
te Middelburg twee gedenkteekenen ter eere van beide deze mannen öpgerigt
zijn geworden.
Aangezien «r nu van Willem II eene afzonderlijke levensbesehrijving door
wijten Johan mibrman vervaatdigd was, wilde de Heer Mr. j . g.- de jonge er
ook eene van Floris van Holland aan Nederland schenken, dgaï Vas SffitXïs
en KLUiT sfechts brokstukken daaivoor gékverd hadden, en deze was dé âan-
leidende oorzaak tot de veelzins voortreffelijke levensbesehrijving, die hij ver-
vaardigd heeft.
Onder de vroeger onbepaalde Hotlandsehe mttntjes, die in de nationale rnunt-
verzamelingen en d e der meest nabnrige landen aangetroffen werden, vond
men er eenige met het enkele opsehrift:
, GOflwsfc
op. de vz. en het enkele woord
. P Ü M
op de k s.j doeh de vond, ten jare 183®, van een pot met dusdanige mandes
in de heide bij Woensel (in de nabijheid van Eindhoven) bragt ono op het ver-
moeden , dat zij. konden dagteekenen uit den tijd va» Fions1 den Voogd. Bij
die muntjes met het onbepaalde opsehrift van! GOfRQS ÏJÔBI135I2Ï3I© toch
vond men er een groot aantal van Jan I , Hertog van Braband (afgebeeld in onze
(1) Melis stoke, B. IV , vsL 60.
( H l )
Munten van 'Braband en Limburg, Haarlem 1852, PI. V , N° 5—9 ), en een van
Margaretha, Gravin van Viaanderen. Aangezien nu muntvonden bijna altijd
gelijktijdige of ongeveer gelijktijdige munten bevatten, zullen die van den Woen-
selschen muntvond ook wel bijna gelijktijdige inhouden, en dan zijn onze Hollandsche
muntjes ongetwijfeld die van Floris den Voogd, en hoogstwaarschijnlijk
geslagen toen hij het bewind uit. naam van zijnen afwezigen broeder voerde, of
toen hij de voogdijsehap over zijnen onmondigen neef in handen had.
, N° 1 dezer muntjes, hoedanig ook voorkwam in den muntvond van Grand-
Halleux, beschreven door den Heer eiqt (1 ), heeft op de vz. een vorstelijk
hoofd, getooid met de meermalen beschrevene netvormige muts. binnen eenen
pareleirkel; doch thans is dat hoofd, in tegenstelling van die der voorgaande
Graven, links gekeerd. Het omschrift luidt, gelijk wij boven opgaven:
* GOJI23S IjOBB2SI2DI®.
Op de kz. ziet men een geopend, aan de vier einden in bolletjes eindigend,
kruis, dat bijkans tot aan de einden der munt. reikt. Tusschen de vier beenen
van het kruis vertoonen zieh even zoo vele bloempjes of roosjes. Het omschrift is :
IjO | DB | 2112 | m >£
Van deze muntjes vonden wij er twee in het Koninklijk Kabinet, even zoo
vele bij den Kolonel de roijb, en verder enkele exemplaren bij de Heeren ma.
cAEe, beelaerts , de voogt , den Kolonel de veije de burine (te Utrecht), enz.
Z. weegt 0,2 w.
N° 2 versehilt in den vorm van het hoofdje (dat veel kleiner is ) , doch ove-
rigens is er geen onderscheid. Het kwam ons voor in het Koninklijk Kabinet en
in de Verzameling van het Noord-Brabandsch Genootschap; verder bij de H e e ren
van der noordaa, stricker, de voogt, de rohe, enz.; ook bevindt
het zieh in onze eigene Verzameling.
Van de N° 3 versehilt het hoofdje weder van dat op de N° 1 en 2. Ook
bevindt er zieh een afscheidingsteeken, aan een roosje gelijk, tusschen de
woorden GOOT©S en HODD2SI2JB.
Z. Dit muntje kwam ons voor in het Koninklijk Kabinet, alsmede in de
(1) Zie ’s mans werkje Description de la découverte de Grand-Halleux, page 22.