Men zie deze munt, welke volgens haar opschrift te Valenoiennes geslagen
is, en dus missohien hoofdzakelijk voor Henegouwen moest dienen , afgebeeld
bij ohalon , Monnoyes du Sainaut, PI. XIX, N 137.
N“ 18 werd ons opgegeven als zijnde een twee derde tuin. Men ziet.op
de vz. het Paltz-Beijersche wapenschild regtop geplaatst binnen eenen tuin.
Omschrift: -
>J< GVIMEjSIlSn': DVtt i GÖtli I IjOllTC : Z i JSIlTCß
De type der kz. is als van de vorige munt, doch het omschrift thans:
,J< ¡ßOV2£ | : SliÖPGffl I : ft01lEH | 1 Z : ¿SMS
Weegt 2 w. en kwam ons voor in de Verzamelingen der Heeren k e e r en
BEEiAEK-rs; dit laätste exemplaar, vroeger in bezit van wijlen den Heer b e c k b r ,
werd reeds vöör rneer dan dertig jaren ten diens huize door ons geteekend,
met oogmerk om het nit te geven.
Na 18 Op PI. XXXVI, waarvan ons het gewigt niet opgegeven is geworden,
werd ons als een vierde tuin in eene flaauwe teekening door den Heer k e Br
medegedeeld uit de Verzameling van Professor b e r r u r e te Gend.
Op de vz. ziet men eenen links gekeerden staanden leeuw in eenen tum,
Omschrift:
0 ®VUlkG%ax$ilO'LR
Op de kz. «ist het wapensehild van Paltz-Beijeren op een tot aan den rand
der munt reikend, aan de uiteinden een weinig versierd, vierbeenig kruis.
Omschrift:
* Slton I ©fpj! * ft I OMS' i i Z * ¿S •• ;>•
t f “ 1«, eindelijk, misschieü % tmn geheeten geweeSt, heeft op de vz. geene
andere afbeelding dan eenen tuin binnen eenen parelcirkel. Omschrift:
GVIlfttSblÖ | ÖR 1 | fjOIiKH.
Op de kz. ziet men 12 boUetjes (waarschijnlijk als sieraad) tusschen de beenen
van een eenvoudig gevoet kruis. Omschrift i
* dov 1 \ raon 1 ftöii | p jsu.
Z. B. weegt 0,36 w. Stechts Un enkel exemplaar van dit muntje is ons
vootgekomen, en wel in de Verzameling des Heeren macarb.
JAGOBA V a k BEIJEREN, geb. 1401, gest. 1436, Gravin 1417— 1433.
JAN v a n BRABAND en JACOBA, 1418—1420.
JAN VAK BEIJEREN, eerst als Mede-Regent en daarna als Ruwaard of
Regent, onder den titel van Zoon van Henegouwen, Holland en Zeeland,
1419—1425.
JAN v a k BRABAND, als Heer en Voogd van JACOBA in 1425.
FILIPS v a k BOTJRGONDIE, als Ruwaard en Oir, Aug. 1425— 1433.
Jacoba was de dochter van Willem VT en Margaretha van Bourgondie.
Wij hebben in het leven haars vaders reeds gezien (zie boven bL 273), hoe
deze alle pogingen had aangewend om haar de opvolging in zijne Graafschappen
te verzekeren, daar hij niet ten onregte bevreesd was, dat Jan van Beijeren te
eeniger tijd den Geestelijken stand vaarwel konde gaan zeggen, en dan aanspraak
op Jacoba’s erfenis zoude maken (1).
Zij was, toen zij de regering aanvaardde, nog geen 16 jaren oud, en echter
reeds weduwe van Jan, Dauphin van Frankrijk, Hertog van Tours, die de
derde zoon was van Karel V I, doch door den moord zijner beide oudste broe-
ders tot Dauphin verheven. Hij zelf werd, naar men zegt, door middel van
een vergiftigd harnas omgebragt.
Willem VI had zijne eenige dochter, bij zijn leven, nog willen doen her-
trouwen met Jonkheer Willem van Arkel, waartoe zij ook wel genegen was,
maar de Hollandsche Edelen ontrieden het hunnen Graaf; — de dood des
Graven was oorzaak, dat er geen gevolg aan de zaak werd gegeven. Jacoba
behield echter steeds liefde voor Arkel, en hem slag moetende leveren, zond
zij alvorens nog den Ridder Arend van Leijenburg naar hem toe, met aanbod
(1) Zie dit een en ander breedvoerig en echter zakelijk uiteengezet in eene Verhande-
deling van Mr. s . d e w i n d , yoorkomende in Het Iwstituut o f Verslagen en Mededeeli/n-
gen van de vier Klassen, enz. Amsterdam 1846, getiteld: Verhandeling over de vrage:
Kan Jacoba van Beijeren uit de Hollandsche Gravenrei uitgemonsterd en Jan van Beijeren
in hare plaats gesteld worden? bl. 191, enz.