ook Maria wel genegen was); anderen-den zoon des Hertogen van Kleef; anderen
-den-Hertog Adolf van Gelre; anderen den breeder der Koningin van
Engeland; anderen, en wel velen, den Dauphin van Frankrijk, die nog slechts
9 jaren oud was.
Mevrouw van Halewijn, opperste Staats-Jonkvrouw der Gravin, die uit naam
der Staten alle deze Vorsten aan haar voorgedragen had, antwoordde namens
Maria, dat zij geen kind wilde huwen, maar een-’ man om het land te regeren
en te beschermen.
Hierop vielen de meeste stemmen op Maximiliaan, den. zoon des Duit-
schen Keizers.
Gedurende haar bestuur werd er: te Brugge veel zilverwerk, als kannen,
stoopen, nappen en ander tafelgereedschàp en huisraad, hetwelk te voren aan
de Hertogen van Bourgondie gediend had, in de:Munt gebragt. Men sloeg er
geld van om de kosten van den oorlog tegen Frankrijk ,te kunnen bestrijden.
Van deze zelfde munten werden er door den Hofmeester der Vorstin voor den
volke op de markt gestrooid, toen haar eerstgeboren zoon met ongemeene^pracht
te Brugge gedoopt werd; ook eenige gouden: pepningen werden eronder het
volk geworpen. ,
Doch vestigen wij, alvorens tot de vermelding van Maria’s Muntzaken over te
gaan, nog eenige oogenblikken onze aandacht. op hären gemaal.
Maximiliaan, Aartshertog van Oostenrijk,. zoon van Keizer Frederik 111,
huwde, zoo in voldoening. van Hertog Karel’s beloften aan den Keizer bij het
beleg van Nuis gedaan, als volgens het besluit der Staten, met ongemeene
pracht te Gend met Maria van Bourgondie op den 18 Augustus 1477, Dit
huwelijk verbond twee der doorluchtigste Vorstenhuizen van Europa.
Maximiliaan kreeg weinig onderstand van zijnen gierigen vader om den oorlog
tegen Frankrijk te voeren.
De onlusten tusschen de Hoekschen en Kabeljaauwschen bleven voortduren.
De Heer van Veere, Stadhouder van Holland, was voor de Hoekschen en zocht
de Kabeljaauwsche regeringsleden niet te herstellen. Eenige der Kabeljaauwschen
geraakten hierover te ’s Hage in woordenstrijd met de valkeniers. van den
Stadhouder; van woorden kwam het tot daden; de Hoekschen kregen het te
kwaad, en werden genoodzaakt hum lijf op het Hof te bergen. De buigers van
Delft en Leiden kwamen hen daar belegeren; die van Dordrecht en Gouda
rukten aan om hen te ontzetten.
Het geschil werd door tusschenkomst van Heer Pieter Langhals, een wakker
staatsman, die groote achting ten -Hove genoot, bijgelegd, fen bedongen dat des
Stadhouders dienaren met hunne en huns Heeren goederen in veiligheid zouden
mögen aftrekken. De woede was echter te groot; het verdrag werd geschonden,
en zij met alles wat er op het Hof was beroofd en geplunderd.
De Stadhouder, höewel ongemeen bezadigd en vreedzaam, hierdöor getergd,
verzamelde in allerijl een leger uit het Sticht en Zuid-Holland, ten getale van
7000.mannen, en trok er mede haar ’sHage, waärop de Kabeljaauwschen uit-
eenstoven. Daar nu de meeste Edelen van die partij, om het Hof te vblgen,
huhne woonplaats in ’s Hage hadden, en het dus waarschijnlijk was'dat dier-
gelijke ongeregeldheden meer zouden kunnen plaats grijpen, gelastte de Stadhouder
den Raadsheeren van Holland hun Hof binnen Rotterdam te vestigen,
maar de meesten weigerden daar te verschijnen, en na het vertrek van den
Stadhouder uit ’s Hage werden de huizen der 1 Iookschen geplunderd.
De Heer van Veere, zijn ambfc möede, ontdeed zieh van zijne waardigheid,
en begaf zieh om zijne verdere dagen te slijten naar Zeeland.
Jan van Egmond, hoofd der Kabeljaauwschen, bragt hierop door zijnen invloed
aan het Hof te weeg, dat de Aartshertog Maximiliaan zelf naar Holland kWam,
ten einde alle geschillen, zoo het heette, in persoon te beslechten. '
De Graaf voor Dordrecht körnende, werden hem de stadspoorten door de
Burgemeesters' geopend, maar zijn Kabeljaauwschgezind gevolg moest buiten
blijven; hierover verontschuldigde zieh de‘regering, zeggende, dat zij oprber en
hloedstorting wilde Voorkomen. Maximiliaan trok voort naar Rotterdam, waar
de Hoekschgezinde Stadvoogd, Joris (George) van Brederode, niet zonder rnoeit'e
in zijnen post bevestigd werd, welke hem echter daarna uit ’s Hage Werd
ontnomen.
De Heer van Lalaing, buiten Holland geboren, werd daarna tot"Stadhouder
van dat gewest aangesteld; hierop kreeg alles eene andere gedaante. De Hoekschen
werden afgezet en overal de Kabeljaauwschen in de regering geroepen.
58*