wy emstelicste mögen, u allen onsen Bailiuwen, enz. — datnyemant voirtaen gheen gansse
hoger en neme, noch en geve, dan' gelijc onse leeuwen, als voirscreven is, np een
boete van drien ponden, enz. — Ende wair yemant van u, die hier versumende in wair,
dat wouden wij an dien bouden ende verhalen, ende an sulc gelt, als hy up sinen dienste
staende hadde, sonder verdrach. In oirconde enz. Gegeven in den Hage, xvri dagen
in Octobri, anno XIIHC ende XHI.
In het zelfde Memoriale lezen wij op Hol0 148:
Item op Sinte Lanrys Dach voirss. [1414] gaf mijn Heer geleyde Tränet van Bylanden
sinen Assaeyere mit ses Persoonen tot hem, die geen openbaer vyande noch ballinge sijnre
Lande en sijn, duerende tot Yastelavont toe naestcomende, of hierenbinnen vijf dagen
lang post revocationem.
Op den 19 Januarij 1414 bestond er al weder noodzaak tot het uitvaardigen
van een nieuw //Plackaerde// op de munt. Wij laten dat hier volgen zoo als
wij het op het Rijks-Archief vonden in het Register Memoriale B. A. Cas. R .,
1409—1412, Pol° 157:
Willem enz. Doen condt allen luden, want onse getruwe Steden van Hollandt, onse en
alle ander Voirsten en Heeren payment by onsen consent geset ende geoerdineert hadden,
over al in onsen Landen te gaen, gelijc onse brieve plackaert, die wy lest in onsen Landen
dair of gesent hebben, inhonden, Ende die selve onse goede Steden onsen getruwen Rade
nu onlanx geleden getoont ende te kennen gegeven hebben, dat dit voirss. payment boven
der settinge voirnt noch eensdeels verlopen is, dair wy ende onse getruwe Steden voirss. bi
onsen getruwen Rade voirn* en biden geswooren Waerdeerre dit voirss. payment verset ende
geoerdineert te gaen overal in onsen Landen, op sulke wairde ende settinge als hier nae
geschreven staet, dair onse goede Lude, ende een ygelick by copen (sic) , vercoopen en
vorwairde maken sullen in allen hantieringen en Coomanscippen, en by anders geenen payment,
jnden eersten sullen doen Keysersche en Gentsche scilden (1), stuck een en vijftich
(1) Wij verzuimden tot dos verre aan te wijzen, wat men door Keizersche en Gentsche Schilden te verstaan
hehbe. De eerste zijn die van Keizer Lodewijk IV, 1322—1347, die door"zijii huwelijk mfet Margaretha, dochter
van Graaf Willem I I I , groote betrekking op . Nederland had, en daarom, waarschijnlijk te Antwerpen, schilpen
heeft doen slaan, die de gewone Fransche en Nederlandsche type dragen, echter met plaatsing van den ddbbelen
Rijks-Arend in het wapenschild, en van het omsekrift: Ludovicus Hei Gra. Bomanonim /«(perator). Zie dit
schild afgebeeld bij g ö t z , Kaysermünzen des Mittelalters, PI. XLVII, N° 564, die in zijnen tekst de munt als
veel zeldzamer opgeeft dan zij inderdaad is, hoewel wij gelooven, dat ze in Doitschland, voor welk land ze ookniet
dienen moest, zeldzaam is. — Onder de Gendsche Schilden worden die van Lodewijk van Male bedoeld, die te
Gend geslagen zijn.
.en een halve grooten, Vrancrixe scilden twee en vijftich ende een halve grooten, Eduwaerdus
.ende itijsaerdus ,[d. i. Richards] Engelsche nobelen, die elx vijf Engels, een half quartier
myn, wegen, een en tnegentich grooten, Henricus ny Engels nobelen seven en tachtich
grooten (1), Vleemsche nobel tnegentich grooten, lyoen ende oude , dubbel matpenrtwee en
■sestidi grooten,.nye.dnbbel matoen acht en vijftich grooten (2)., Henegonwse croonen dubbel
.seven,en veertich grooten twee Engels (8):, Vranprixe matoep.drie en yijftich ende een halve
grooten (4), Henegouse Engel een en.Bestich grooten, Vrancrixe croqneng/die derdalf Engels,
wegen, Peters, Mechelse scilden (5), Helmgens (6) en half Ingelse,nobel, die hoir
wicht houden, oude Wilhelmus, scilden (7), Paedsen en Adelien scilden. (8) vijf en veertich
ende een halve grooten, nye Hollandse, scilden diemen nu slaet acht en dertieji grooten twee
Engels, Ailbertus llollandts scilden, nye Vrancken, nye Henegouwse ynhel croonen en
Berchsche: scilden. etuc acht en dertich, en. een halve grooten-, pude Wilhelmus Hollants
gülden, ende, Aememen Gelresche gülden, diemen nu slaet optie rijngulden, epn ,en dertich
grooten, oude Vrancken, oude Henegouwse ynkel croonen ende ducaten een en veertich
grooten een Engels, Ongersche ende Beemsche gülden veertich ende een halve grooten, Bijn-
sche, Koerversche [sic] gülden vijf en dertich ende een halve grooten, nye Wilhelmus Hollandts
gülden ende Aelbertus Hollants gülden ses en twintich grooten een Engels, Gelresche blau
(1) De Eduardsnobels waren die van Eduard II I , 1327—1377; de Ritsardus die van Richard I I , -1377—1399,
en de nieuwe Henricusnobels die van H§ndrik IV, 1399—1418. Men vindt ze alle afgebeeld in b t jd in g , Annals
of the Coinage of Great Britain, en de betrekkelijke graad van zeldzaamheid dezer verschillende muntsoorten op-
gegeven in a k e r m a n ’s Numismatic manual (London 1840, 8vo).
(2) Dè lyoenen of lions waren Eransche munten, en aldus gehéeten omdat dé Vorst, die op de vz. op eenen
troon gezeten voorkomt, eenen leeuto onder zijne voeten heeft. Zij zijn geslag^i onder Eihps van Valois, 1327—
1350, en afgebeeld bij l e b l a n c tegenover -page 206; de dubbele. moetoenen zijn eene geldsoort, alleen aan het
rijke Nederland van de 14de eeuw eigen. Men vindt ze echter slechts in Braband (zfe onze Munten van. Brdbamd
en Iimbifrg, PI. VII, in Gelderland (Munten der Graven en Hertogen van Gelderland, PL V, N° 1),
en in Holland (zie Önze PI. V, N^‘ì ‘, in oils tegenwoordig Deel). '
(3) Zie ze afgebeeld bij v a n h o u w e l in g h e n , v a n a l k e m a d e , alsmede in c h a l o n ’s Monnoyes du Hainaut.
(4) De Eransche moetoenen, oók dignéis (mouton, agnel en lam) gehe'eten, naar de daarbp voorkòmende afbeeldingen
van het lam Gods, dagteekenen reeds van den tijd van den Heiligen Lodewijk (IX), 1226—1270.
Deze muntsoort werd het laatst, onder de regering van Koning Jan, 1350—rl364, geslagen. Men zie ze afgebeeld
in het Verk vanr LE blañc. 'Gélipc de type der Schilden. (Epn’s) , zoo òók werd die der muttoenen of mottoenen
(aignel’s of monton’s) door verschillende Nederlandsche gewesten aan Frankrijk ontleend, welk land weder aan
Elorence de lype van den florin of goudgulden onÜeendé.
(5) De Mechelsche Schilden zijn die, welke de Vlaamsche Graaf Lodewijk van Male, 1346—1384, in die stad,
met de afbeelding van den Rgks-Arend op het wapenschild, liet slaan. Immers is zulks de meening van s e r b u b e ,
Notice ffc page 228.
' 1 (6)-Of Lion heaumé, munt van Lodewijk van Male, s e b r u r e , Notice Sfc. page 226.
; (7) Deze können wel geene andere zijn dan die onder Graaf Willem V geslagen.
(8) Deze zijn, gelyk wij boven.gezien:-hebben, Schilden: of klinkerts, die gedurendè de langdnrige regering van
Hertog Aalbrecht zijn vervaaxdigd geworden. -