weduwe Adelheid , even als of hij vijand des lands was, vrijgeleide geweigerd,
waarom h ij, ten einde niet gevangen te raken, naar zijn land terugkeerde.
Er waren echter in Holland en Zeeland vele Edelen, die partij voor Willem
kozen, zoo als b. v. Heer Wouter van Egmond, Aalbert Banjaaxd of Banjerd,
Filips van Wassenaar, Jan -van Rijswijk, Willem van Teilingen, en Jakob,,
Burggraaf van Leiden ; verder een aantal Zeeuwsche Edelen. Aan de zijde van
Ada en den Graaf van Loon waren de Heer van Amstel, die van Voorne en
eenige anderen.
Nn werd Willem door zijne aanhangers nit Friesland ontboden. Hij liet zieh
met waehten, doeh zieh nog niet sterk genoeg voelemde om openlijk op te treden,
hield hij zieh eenigen tijd buiten iemands weten (zelfs van ’t huisgezin) op bij
den Heer van Wassenaar (waarsehijnlijk op den Haize Duivemvoirde of Dui-
venvoorde).
Zuid-Holland met Haarlem en Kennemerland waren op de hand van Ada en
den Graaf van Loon; de eilanden Waleheren en Schouwen op die van. Graaf Willem.
Toen het op een strijden kwam, verdreef de Graaf van.Loon Willem uit Holland;
deze vtugtte naar Zierikzee (1). De Zeeuwen geraakten; weder op de
hand van Willem en verdreven den Heer van Voome.
De Heer van Egmond met andere Edelen dwongen vervolgensi, na Kennemerland
op de zijde van Willem gebragt te hebben, den Graaf van Loon met
de Gravin-weduwe Haarlem te verlaten; zij redd'eden zieh met moeite (en wel
alleen door toedoen van Wouter van Ruiven, die de aankomst der Kennemers
vemomen had) en vlugtten naar Utrecht; de bruid Ada met den Heer van Voorne
en andere haar getrouw geblevene Edelen naar den Burg te Leiden , waar de
Egmonder met zijne Kennemers haar belegerde, en zij door hongersnood ge-
dwongen werd zieh over te geven. Ada werd op Texel gevangen gezet (2) en
(1) Deze stad kan men ale de toenmalige hoofdstad van Zeeland beschonwen. — Misschien
heeft Lodewijk van Loon in deze dagen de muntjes laten slaan, waarvan wij er een op de
laatste Plaat van dit werk hopen mede te, deelen, aangezien er dnidelijk op te lezen staat:
’ b * G O O IS S * O M iK D IS .
(2) Men wijst nog op het eiland eenige overblijfselen van den Burg, waarin Ada gevanvan
daar naar Engeland gevoerd. Vijf jaren later mogt zij naar haren echtge-
noot terugkeeren. Beide stierven in 1218, Lodewijk den 28 Julij, Ada iets
later; zij zijn in het klooster Herkenrode begraven. Dat Ada, gelijk sommigen
zeggen, te Middelburg begraven zoude zijn, is eene vergiasing. Men verwarde
haar met Ada van Schotland (zie boven), die in de Abdij te Middelburg begraven
ligt.
Na eenige bloedige veldslagen moest de Graaf van Loon het land ruimen.
Intussehen was Hendrik, Koning van Schotland, de vader der moeder van
Graaf Willem, zonder kinderen overleden. Willem trok derwaarts als eenige
erfgenaam.
De Graaf van Loon, die van zijne vermeende regten niet afzag, ontving hulp-
troepen van de Bisschoppen van Utrecht en Luik, van Hertog Jan van Limburg
en den Graaf van Viaanderen. De door deze gezondene manschappen betaalde
de Graaf van Loon met geld, dat hij door het verpanden zijner Grafelijke goe-
deren en inkomsten bekwam. Hij trok Holland in , en waagde verscheidene
slagen tegen Willem met afwisselenden uitslag, tot hij eindelijk voor goed ge-
noodzaakt werd het land te verlaten en niet lang daarna overleed.
Toen Willem zieh ter kruisvaart begaf, liet hij Boudewijn, Graaf van Bentheim
, als Procurator Hollandiae achter. Van dit Procuratorschap is het Slad-
houderschap afkomstig.' Eerst was de Procurator een broeder of ander naauw
bloedverwant des Graven (1) ; allengs begon men ook eenen vreemden Vorst
of een der Grooten te nemen. Zoo was later Willem I , Prins van Oranje,
Procurator van den Koning van Spanje, geenszins dienaar der Staten.
In den zesden kruistogt werd Damiate ingenomen door Jan van Brienne en
Willem I met zijne Nederlanders, door middel van houten torens. Ten onregte
heeft men vroeger vooral de Haarlemmers genoemd als in dit beleg hebbende
uitgemunt. De reden, waarom de bekende zilveren klokjes in Haarlem gebragt
gen zat. Zie des Hoogleeraars Mr. I . a c k e r s d i j k Stuklcen uit eene Meine door het Ko-
nvngrijh der Nederla/nden, in de 'Vriend des Faderlands, IV® Deel, b l..115. .
( I) Men vergelijke eebter hiermede wat wij boven, onder Floris I , over het ambt van
den Praeses of Bewindhebber medegedeeld hebben.