![](./pubData/source/images/pages/page31.jpg)
Heer y . d . b e r g h verklaart het voor als nog niet te kunnen ophelderen ( 1 ) .
In den Utrechtschen blaffert wordt nevens de terra Temla ook de terra Wi-
rrn opgenoemd, waardoor men algemeen het eiland Wieringen verstaat, dat
volgens ACKER s t r a t in g h en VAN d e n b e r g h , toen reeds van den vasten wa
bescheiden was. In de 8« eeuw schijnt het eene afzonderhjke gouw mtgemaakt
te hebben, die zieh ook over het noordoostelijke gedeelte van Noord-Holland
uitstrekte, maar waarvan wij weinig of niets weten. D iti s , volgens v. D. b . ,
de pagus Wironi of Wirenm, die men in de Fuldasche bneven aantreft, en
waarin gelegen was de plaats Mctulßntfmt, hoewel in eene andere gift, daar
vermeld, Wictulßngefwt in de gouw Waldahi gesteld wordt. Het blijkt oo ,
dat er een dorp Wiron bestond, waarnaar de gouw vermoedelijk haxen naam had.
In den Utrechtschen blaffert vinden wij nog een dorp Sirude, waardoor
waarschijnlijk Stroe op Wieringen verstaan wordt (2). Dit lag derhalve me e
in deze gouw. . , ,
Nadat de zee in de 9= eeuw hier zulke groote verwoestingen aangengt had
schijnt men, volgens v. D. b . , het overschot der beide gouwen tot een Gewes
en Graafschap gerekend te hebben, onder den te voren meer algemeenen naam
van Westerlinge (West-Friesland). ,
In ons aardrijkskundig overzigt der gouwen, die onder onze raven e
Graafschappen Holland en West-Friesland met Zeeland uitmaakten, zijn wij
thans tot de Zeeuwsche eilanden genaderd.
Wij beginnen met het eiland Schäumen. _ ,,■
In 976 wordt daarvan melding gemaakt onder den naam van pagus Scaldu,
dien het van de rivier de Schelde ontving; in 1166 heet het insula Scolden.
In eenen brief van Keizer Otto I I traft meii de gouw Scaldis aan, en daarmt
blijkt zelfs, dat zij zieh ook over het vaste land uitstrekte m de ngtmg van
(1 ) Ook ACKER s t r a t in g h weet er geen raad mede: «Moeijelijk te bepalen,
duister, zegt hij, t. a. p. bl. 68, zijn vele plaatsnamen, welke in de oude bescheiden
deze oorden voorkomen.» , .. . ., •
(2) Deszelfs kerk is zeer ond en wordt de heidenscle Upel genoemd, zij is klein, van
tnfsteen gebonwd en was aan den Heiligen Willebrord gewijd.
het latere Bergen op Zoom; misschien, zegt v. n. b . , tot aan de Rozendaal-
sche wetering; hij houdt het voor niet onwaarschijnlijk, dat men het Markgraaf-
schap van Bergen daartoe rekenen mag (1). Voorts vond men hier Sumonmeri,
in 776 te gelijk met Gusaha genoemd, en in 985 Sumemere, Zonnemaire, ge-
heeten. Veel van dit land zal uit gorzen en slikken bestaan hebben, die later
allengs ingedijkt zijn (2).
Zuidwaarts van Scaldis lag het eiland Beveland, mede in 97 6 als pagus Be-
velanda vermeld. V. d . b e r g h gist, dat het oorspronkelijk 8t. Baafsland (naar
den patroon der hoofdkerk van Gend) geheeten was. Het werd toen reeds door
de Suthflita of Zuidvliet in twee deelen gescheiden. Het in die dagen voorko-
mende Curtagomm, houdt kluit voor het zelfde als Gusaha, Goes. In den zelf-
den brief wordt ook Brumsale, d. i. Borselen, genoemd (3). Wolfgersdike of
Wolfaartsdijk wordt in 1106 vermeld; of het in 961 terra Vulfras heette, is
den Heer v. d . b e r g h niet genoegzaam gebleken.
Het eiland Walcheren, dat al ten tijde der Romeinen, ten minste, volgens de
gevondene talrijke munten, tot aan den tijd van Keizer Tetricus, moet gebloeid
hebben, was reeds op het einde der 7e eeuw onder den naam van Walackra,
Walacria bekend. A i .cüinus verhaalt in het leven van Willebrord, dat deze ge-
loofsprediker ald'aar een godenbeeld vermeide. Theofridus Epternacensis voegt er
bij, dat zulks te Westkappel gebeurde. Voorts vindt men in 1089 ook nog Flisdnghe
genoemd, doch meer waarschijnlijk is bedoeld Vlisseghem in West-Viaanderen.
In de Fränkische Jaarboeken wordt vermeld, dat de Noormannen in 837 het
eiland hebben gebrandschat, en er den Graaf Eggihardus met vele anderen hebben
omgebragt. In 972 werd het met andere streken aan de Keizerin Theo-
phana geschonken (4).
(1) Bergen was een onafhankelijk Markgraafschap, geen Graafschap; anderen brengen
•het tot de gonw Strijen.
(2) Verg. a c k e r s t r a t i n g h , bl. 82.
(3) Verg. s t r a t i n g h t. a. p. bl. 34. In 966 schijnt het Gerscire geheeten te hebben
- en was een eiland op zich zelf, dat volgens v. d . b e r g h niet blijkt of het tot de gouw
Beveland behoord heeffc.
(4) Zie hierover uitvoeriger a c k e r s t r a t i n g h , t. a. pi. bl. 35. y