ende eonsenteren mit desen brieve Wouter van Ghendren ende Jacob Pieters zoon sijnen
zwager, over al inden onsen ende daer wy bewijnt hebben, te»trecken ende älrehande Be-
lyoen te gaderen, om dat in onser munten Tordrecht te leveren, eqde geven dairomme
Wouter ende Jacob voirn* ende hoeren Boden die dit voirss. belyoen vuereñ sullen, een
goet geleyde ende veylicheyt mitten belyoen te trecken doir ende inden onsen, behoudelic
dat sijs nergent leveren en sullen dan in onser munten voirss. Mer sy en sullen daermede
binnen onser Stede van Dordrecht geen hantieringe plegen die onse brief tegen mbegen
gaen, die wy Henric Eeycop van den Wissel Tordrecht gegeven hebben. dit sal dueren
een jair lange of daerenbinnen 14 dagen lange na onsen wederseggen. In oirconde &c.
Gegeven in den Hage den lesten dach van Meye anno XXIIJ.
Op den 20 November daaraanvolgende werd het onderstaande stuk afgekondigd :
Johan &c. Doen condt allen Luden, dat wy mit onsen getruwen Homeester Heeren
Plorys van den Abele ende Heynric van Driel, die wy dair toe gesent hadden, hebben
doen oversien ende een assay doen maecken van onsen scilde, güldenen ende nyen silveren
penningen die wy op dese tijt in onser raunten van Hollandt doen wercken, ende des so
hebben onse getrouwe voirn* gevonden dat Jan Nemeri ende Godscalc Oom, onse Munt-
meesters van Hollandt, in den voirss. scilde, güldenen en silveren penningen tot huyden
desen dage toe, na inhout hoirre brieven, die sy van ons dair of hebben, hem also bewijst
ende voldaen hebben, dat wijse dair af daucken ende scelden hem.(sic) dair af quyt van
alles dat sy ons dair in verbonden sijn tot desen dage toe, datum des briefs na inhout onser
brieven voirss. In oirconde &c. Gegeven in den Hage 20 dagen in Novembri anno XXIIJ.
Den 12 December verscheen in dit jaar het laatste stuk, dat betrekking tot
de muntzaak heeft. Het luidt aldus:
Roerende van den.lichten nobelen ende güldenen.
Johan enz. Laten u weten allen onsen Bailjuwen, Scouten ende andere dyenres over al
in onsen Landen ende Steden en dair wy bewint over hebben, dat onse goede Steden
ghemeynlic ons getoent ende te kennen gegeven hebben, dat by sommige Personen in onsen
Lande gebracht ende onder den Luyden gestroeyt ende gesteecken werden gulden diemen
tot Yalkenburch (1) ende tot Ru ven (Reu ver? (2)) slaet ende oic Namensche gulden, dier
(1) De souvereine Heeren van Vaikenbnrg hadden vroeger het muntregt; maar van de hier vermelde goudgul-
dens van laag gehalte schijnt niet een exemplaar meer overgebleven te zijn.
(2) -Er is een plaatsje van dien naam in het voormalig amht van Montfoort, aan den weg van Venlö naar
Boermond in het -Hertogdom Limburg.
vele niet beter en sijn dan die 2 een Francrijcse Croon, ende voor onse Beijersche gulden
uytgegeven werden, en dair toe oic mede lichte nobelen, die in Ylaenderen gecoft werden,
ende dair uyt in. onsen Lande gebracht werden, omdat se veel boven hoirre weerde gegeven
werden, by den welcken wy an onser munten ende onse goede Luyden ende Ondersaten
oic gemeynlic versubtylt ende grootelic beschedicht werden, dat ons in geenrewijs langer
te lijden of te gehengen en staet, wairomme wy u allen ende elken by sonder ontbieden
ende bevelen op uwen dyenshdat.elc van u in sinen bedrive dat openbairlic inder kercken
doet kundigen ende gebieden van pnser en onser Heerlicheyt wegen sonder vertreck gesien
des briefs, dat nyement die gulden voirss. noch die lichte nobelé, die min dan 4 Engel-
•sehe wegen, uyt en geven noch in en nemen op dat voirss. gelt verbuert te wesen ende
dair toe öp een boete vau 10 onser ponden tot onser behoef, En weert sake dat yement onder
u in uwen bedrive darenboven die gulden of nobelen voirss. uytgave of inname, ende ghi dat
bevinden of gewair kondt (sic), die neemt van onser ende onser Heerlicheyt wegen dat voirss.
verbuerde gelt, ende oic dair toe*die boeten van 10 ponden voirss. sonder yement des te
verdragen of te verlaten in eenigerwijs, want wy dat also mit onsen goeden Steden van
Hollandt gesloten ende verdragen sijn. In oirconde &c. Datum Hage 12 dagen in
Decêmbri anno 23.
Memoriale anni 1422:—1423, Ducis Johannis, fol. i®lxi verso.
Ook uit het volgende stuk blijkt, hoezeer Jan van Beijeren bij de aanvaarding
van zijn Bewind het bestuur over, de Munt te Dordrecht aán de regering dier
stad had opgedragen, zoodat hij zonder haar in het Muntgebouw niet mögt
laten werken:
Hertoge Johan enz. Lieve ende getruwe, wy laten u weten, dat onsè goede steden van
Hollant bi ons geweest hebben, ende ons een goede andworde gebracht hebben van onsen
begheren, dat wy aen hem versocht hebben, dat’s te weten, dat sy öns gönnen ende con-
senteren willen een tuun van den mergen te hebben te hulpe die onwillige mede te verdiken
in der dijekaedsen van onsen Grotenwaert, ende meynen des gelijes, dat oec te versiieken
an der Ridderscap ende gemeynte van den lande om dat haventlic doer te erigen, en voirt
mit nernst daer om wt te wesen, dat onse land by der hulpe Goids weder bedijet ende
vervallén mocht werden, als sich dat behoert. Waerom wy u gunstelic ende vriendelic
begheren ende versueken, dat ghi onsen Muntemeesters gönnen ende consenteren wilt in
onser munten te doen wercken van goude ende van silvere, gelijc als sy tot hier toe gedaen
hebben, wanttet onsen goeden steden van Hollant wael genuecht, ende te wille ende te
dancke is, ende oic angesien, dat ghi ende wy alie die hulpe ende vordernisse, diemen