Alvorens echter tot de beschrijving der oudste muntjes van Holland en Zeeland
over te gaan, willen wij in groote trekken iets over de vroegste lotgevallen,
alsmede over de verdeeling van den bodem dier Gewesten, nadat zij door de
Romeinen verlaten waren, mededeelen.
Weinigbeteekenend is over het algemeen hetgeen wij van Holland en Zeeland
onder de Franken weten.
Onder Karel den Grooten was o. a. het eiland Walcheren in Zeeland, naar
het schijnt, een belangrijk eiland, hetgeen het ook reeds, blijkens de vele en
veelsoortige in groote hoeveelheid te Domburg gevondene munten, onder de
Romeinen en onder de Merovingische Vorsten schijnt geweest te zijn (1).
Blijkens de herhaalde invallen der Noormannen, moet ook het tegenwoordige
Zuid-Holland en Kennemerland veel buit aan deze woeslaards hebben opgele-
verd. ín het later, genoemde eigenlijke West-Friesland schijnt er voor hen niet
veel te rooven geweest te zijn. Het land aldaar was dan ook in die dagen bij-
kans geheei eene aaneenschakeling van moerassen en poelen.
De oudste inlandsche bron voor de Vaderlandsche Geschiedenis i s : Hollandiae
Ghronicon vettistissimum anonymi Monachi Mytnomdani ab anno IQCXLVII ad
annum CIDCCV.
Dit jaarboek schijnt omstreeks den tijd van Graaf Willem T, in het eerste
vierde gedeelte der 13« eeuw, geschreven te zijn ( k lu i t , Praefatio, p. xxv).
In de tweede plaats komt het Register der goederen van de Utrechtsche Kerk
uit de 10e eeuw en verder de JRijmJcronijJc van melis sto k e in aanmerking.
De oudste buitenlandsche bronnen zijn: de Traditionen, de Annalen Fuldensen
en de Annalen Metenses; verder de Traditionen Corlejenses en de Ad a Sanctorum.
De oudste Bewindvoerders in Holland, waarvan de geschiedenis gewaagt, en
die in het midden der 9e eeuw deze landen bestuurden, waren Deensche en
Waarschijnlijk zullen Hollandselle Graven daar wel zilver en later ook goud voor
.hunne munten hebben laten koopen.
(1) De Heer c. a. rethaan macaré beschreef deze munten in eene belangrijke y door
het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen nitgegevene, Verhandeling. Terwijl dit ons
Deel gedrnkt wordt, is er eene tweede Verhandeling van gemelden Heer over het zelfde
onderwerp, beheizende eene beschrijving van de na het jaar 1837 gevondene munten,
ter perse.
Noördsche grooten en magthebbers. Zij bezaten deze streken als Graafsehappen
van de Fränkische kroon in leen, vooral onder Lodewijk den Vromen. Drie
broeders, Heriold, Roruk en Hemmink, hadden alzoo, gelijk verhaald wordt,
gebied over verscheidene landstreken in dezelve. Godfried, de zoon van Heriold,
volgde zijnen vader op, en erfde tevens de bezittingen van zijnen oom Roruk.
In .889 komt zekere Gerolfus, Gomes Fresonum, in deze landen voor (1).
Hij ontving namelijk, volgens de Kronijken, van den Fränkischen Koning Arnulf
of Aarnoud in eigendom goederen, die aan de kroon behoorden (2).
De namen van twee Graven, Gerolf geheeten, schijnen, na naauwkeurig on-
derzoek, te blijken aan het hoofd der rij van de Graven van het dusgenaamde
Hollandsche Huis te moeten worden gesteld, o'mdat, vooral ten gevolge der na-
sporingen van k l u i t , gebleken i s , dat op het einde der 9° eeuw een Graaf
Gerolf (3) de Diederikken of Dirken is voorafgegaan, en het schijnt te mögen
worden aangenomen, dat dezë door eenen naamgenoot is opgevolgd geworden.
Van Gerolf I en I I is niets verder bekend dan twee hun verleende schenkingen,
en dat zij in 885 en later in oneenigheid geweest zijn met de Noormannen en
Karel den Dikken. ■— Zonen van Gerolf I I zullen Dirk I en Walger, Graaf
van Teisterband, geweest zijn ; ’t is echter almede hoogst onzeker. Er schijnt
geen voldoend licht te brengen te zijn in den chaos onzer geschiedenis, gedu-
rendé de 9« en 1 0 e eeuwen.
De niets sparende verwoestingen der Noormannen hebben ongetwijfeld eene
onherstelbare schade aan de geheugenis der eerste eeuwen van de geschiedenis
onzer Landvörsten toegebragt ; immers de regering van die oudste Graven, waar-
(1) In de Bijksverdeeling van 889 wordt het Hertogdom Briesland opgegeven als zieh
tot aan de Maas uitstrekkende. (Er is hier geene sprake van de gift .van 839.)
(2) Quasdam res Begiae potestatis et juris in proprietatem snscepit. A . k l u i t , Hisioria
Critica Comitatus Hollandiae et Zeelandiae, p. 23.
(8) De Heer v. Ve r ä c h t e r , Arohivaris van Antwerpen, een h a hm zilveren penning
of obolus met het opschrift g e r o l f ontdekt hebbende, schreef dien aan onzen Gerolf toe.
Zie zijne Documens pour servir à VHistoire Monétaire des Pays-Bas (Anvers 18411,
page 59 64; maar gerneld mnntstnk kan niet uit de 10« eeuw, den leeftijd van Gerolf,
zijn, aangezien er toen znlke kleine muntstukjes niet bestonden. Hét moet er dns een met
een Muntmeestersnaam, en wel uit de 12« of 13« eeuw zijn.