scelliiighe groote, eenen ouden soilt voor 2 soelinge groote gherekent, maken
sesso ende seventich oude solide»; en op bl. 801: »741 pont, 6 soellinghe
ende 8 penninghen zwerten, enen ouden soilt voer 24 Vlaemsohe grote gherekent
» ; bl. 802 : » — Schilden ende een dorden deel van een schilt» ; bl. 802 :
»Schilden, ende een vierendeel van eenen schilt ; — den ouden schilt goet van
goude ende van gewigte, voor 17 penninck groote gerekent ende den gulden
voor 16 en zwaer (zwaerten ?) tornoyssen gerekent.»
Ten jare 1852 (bl. 809): »van elken schepe — die die ghaten van Scouden
incomen, 4 grooten, en van elken harinkscepe 2 pennink grote ’sjaers.» — In
1853 (bl. 814) : » van elcken gemete enen capoen ende 11 grote, alsulcke grote,
als die een coman van den anderen neemt, ende ghemeenlioke onder die ge-
meente gaet tot allen daghen van betaeine.»
In 1354 (bl. 823) wordt nog gesproken van // 30 marcae de petitione in
AValachria.»
In een stuk van 30 Mei 1355, waarbij Hertog Willem orde stelt op het ver-
koopen der Engelsche lakens te Zierikzee, lezen wij : — » ende van elken daghe
dat hy in die halle daer mede staet, sal hy gheven vier milep. »
Die mijten moeten dus bestaan hebben; bijaldien het geene Vlaamsche munt
was, zullen de Hollandsch-Zeeuwsche verloren gegaan zijn.
Wij zijn thans genaderd tot een belangrijk tijdperk in de Hollandsche Munt-
geschiedenis, namelijk d a t, waarin de eerste Ordonnantie op het slaan van munt,
en wel te Dordrecht, voorkomt, alsmede over het inrigten van een huis daar-
toe dienstig.
Ongetwijfeld moet Floris V voor de vervaardiging van zijne Toursche grooten
eene tamelijk belangrijke huizing gehad hebben, maar deze schijnt ook een bijzonder
eigendom geweest te zijn (1), gelijk wij zoo dadelijk onder Willem V
(1) Er is véór Willem Y geen spoor, dat de Graven uit het Hollandsche Huis, hoe-
wel te Dordrecht muntende, daartoe een bepaald Huis of Muntgebouw, dat tot hunne
Domeinen behoorde, gehad hebben. Het is waarschijnlijk dat daar, even als in Ylaan-
deren, tnsschen den Graaf en een bijzonder persoon overeenkomsten getroffen werden om,
voor korter of langer tijd, zekere mnntspeciën te mögen maken. — Zoo trof Margaretha
in 1274 eene overeenkomst met Claeys Dekin van Brugge, waarvan de voorwaarden to
rinden zijn bij d’o u d eg h e rst, Chronique de Flandres, Ghap. 119.
te Dordrecht zullen aantreffen : maar wanneer wij lezen van een Munthui* door
den Graaf aan Jan van Scothem te leveren, moeten wij niet denken aan een
bepaald Muntgebouw; want bij de eenvoudige werktuigen, waarmede men toen
munite, bestond er voor eene Munt geene behoefte aan eene inrigting op eene
groote schaal. Waarschijnlijk is het een gewoon woonhnis geweest. De Graaf
leverde, behalve de Imzinge, al wat tot de munte behoort, beJicdve Jcolett en mmt-
ijzers, d. i. Stempels. Verder bekomt de Muntmeester zijne commissie voor drie jaren
; daarbij wordt aan hem de vrijheid gelaten met het mnnten op te houden als het
tegen zijn proßjt was; een bewijs, dat de muntslag voor rekening van van
fScothem geschiedde; hij was verpligt voor elegecat van iedere hoeveelheid ge-
munte penningen eene zekere uitkeering aan den Graaf te doen ; de Graaf zoude
de geslagene penningen laten essayeren, en twee Schepenen van Dordrecht
moesten toezien, dat zij goed van allooi en gewigt waren, enz. Doch hoóren
wij het stuk zelf spreken:
Hertoghe Willem van Beyeren, Graue van Hollant, van Zeelant, Heere van Vrieslant
ende Yerbeyder der graefscap van Heneghouwen, maken cond dat wi Jan ne van
Scothem ghegheuen hebben ende ghenen verlof ende volcomen macht van dea daghe dat
dese brief! ghegheuen was drie jaer daer na durende te maken otte doen maken binnen onser
stede van Dordrecht eenen goeden ouden gouden seilt op meester Fakents slach (1), alsoe
ghoet van goude ende van ghewichte, data te verstaen die marc op xxiiij caraet ende we-
ghende op die troeysche marct liiij ende een halue seilt. Yoort ghenen wi him oerlof ende
volcomen macht te maken of te doen maken scilde, halue seilde ende vierlinghe van scBde
alsoe ghoet van goude ende van ghewichte als die vlaemsche scilde sijn (2), ende aìsoe vele
beter als wi min sleyscats nemen dan onse neue die graue van Ylaenderen; ende dit voorsz.
ghelt sal onse voorsz. montmeyster maken of doen maken also ghoet van ghewichte ende
van aloye als voorsz. es. Ende wi sullen hebben van aleyscat van elker ghewrachter trqy-
scher marc gouts een haluen gouden hallinc of ix grote (3) onser monten voorsz. Yoort
gheuen wi him oerlof ende volcomen macht te maken of te doen maken in onser voer-
(1) Dat zal wezen, even als ze vervaardigd werden te Antwerpen Soor dat wnaradiipügk t s b . « . i „ w / .
meester Falco di P isto rio , en die men Eancons Schilden noemde; sie onse Menten rast 41 Braimnd en Lemtvm . 68, en PI. V H , N ° 4.
(3) Dat zijn die van Lodewijk van Nevers of van Creey.
(8) E r testenden to t dns verre alleen grooten van Floris V , J a n I , J a n I I , Willem m en Willem IV ep den
Hollandsclien Stempel gaslagen.