gevonden) der Romeinen. In het Utrechtsehe register der 10» eeuw komt het
voör de eerste maal onder den naam van Leithen voor, en schijnt toen uit drie
afzonderlijke buurten bestaan te hebben, in ieder van welke de Utrechtsche kerk
eenige landerijen of hoeven bezat (in prima in secunda — in tertia Leithen).
Hieruit schijnt te blijken, dat de Oude en Nieuwe Rijn, die de stad
doorloopen, toen reeds aanwezig waren (1 ). Ten jare 1083 wordt voor het
eerst een kasteleiri Adalwin vermeld, die, gelijk j. à i e i d i s opmerkt, den
burg bewaarde (2); in 1143 komt zekere Elwinus castellanus de Leyden, in
1168 Elinand castellanus de Leithen voor. Daar Rijnland tot de oudste be-
zittingen der Hollandsche Graven behoorde, hebben zij het reeds in de I I e
eeuw door eenen plaatsvervanger doen besturen, waarom dan ook nog tot op
het einde der 18® eeuw de vierschaar van -het hoogbaljuwschap van Rijnland
te Leiden gespannen werd. De omtrek van Leiden was zoowel. voor als eeni-
gen tijd na de invallen der Noormannen sterk bewoond. Door de bepaling
tusschen den Rijn en Suithardeshage meent v. d . b e r g h , dat in 889 moet
verstaan worden de Vliet tot aan den Leidschen dam.
In het Utrechtsche register vindt men vermeld Älfna, Alphen, Suetan, de
hofstad Zwieten aan den Rijn, de bakermat van een beroemd, aanzienlijk ge-
slacht, Loppishem, het klooster Lopsen, binnen en buiten de Rijnsburgsche
poort te Leiden, IÄppinge, het huis ter Lips onder Voorschoten, Wading hem,
het huis ter Wadding, Fore, Veur, Forenburg, Voorburg, Forschate, Voorschoten,
Valcanaburg, Valkenburg, Rothulvashem of Rinesburg, Rijnsburg,
(1) Dat er tusschen den tijd dat Leiden als Lugdunum Batavorum en als Leithen voor-
komt, geene melding van deze plaats gevonden wordt, is waarschijnlijk daaraan toe te
schrijven, dat door de invallen der i\o or mannen, die ook Z'uid-Holland zoo dikwerf ge-
teisterd hebben (terwijl die invallen in ,de 9e eeuw nog zeer goed door den Rijnmond te
Katwijk kunnen geschied zijn — daar er uit de fundamenten van het Huis te Britten
munten uit de 8e eñ 9® eeuwen te voorschijn zijn gekomen, die in het Penningkahinet der
Leidsche Hoogeschool gevonden worden — en Leiden zoo digt bij Katwijk ligt), alie documenten,
daarop betrekkelijk, vernield zijn geworden.
(2) Zeer mogelijk werd de Leidsche burg (op de fundamenten van een Romeinsch
gebouw P) gesticht door de landzaten, om te trachten de Noormannen, bij hunne invallen,
het doordringen in het binnenland te beletten.
f
Ostresgest, Ostesgest, Oestgeest of mogelijk de hofstede Oostergeest bij War-
mond, Offem bij Noordwijk, Thalinge, TagUngi, denkelijk Oud-Teilingen, enz.
In 1063 worden nog vermeld War.munde, Leithemuthe, Leimuiden, Rinsater-
wald, Rijnzaterwoude, in ’t volgende jaar Voreholt, Voorhout, Northgo, Noordwijk,
reeds in 889 voorkomende.
Eindelijk in 1083 nog Forenholte, Voorhout, Saxnem, Sassem of Sassenheim,
Ruschusa, Boschhuizen onder Zoeterwoude.
Men ziet uit het aangevoerde, zegt v. d . b e r g h , dat ook Rijnland van ouds
een afzonderlijke gouw en een Graafschap heeft uitgemaakt, maar dat reeds zeer
vroeg allodiaal werd. Misschien, vervolgt hij, is dit de reden waarom er geene
munt bestond, die anders in de meeste Graafsehappen voorkomt, en even min
eene rijkstol, zoo al niet te water, dan ten minste een landtol; het land schijnt
als een aanhangsel van Maasland beschouwd te zijn, waar de Graaf veelal zijn
hof hield, en een landvoogd of kastelein was hier zijn stedehouder.
Wij gaan over tot de gouw Kinhem of Kinnem, later Kimemaria en Kennemerland
geheeten.
Deze gouw ontleende volgens v. r . b e r g h haren naam van het riviertje, dat
haar ten noorden b e g r e n s d o doch a c k e r s t r a t in g h zegt (t. a. p. bl. 5 7 en
6 3 ), dat Kinnem, als grensscheiding, geenszins eene beek van dien naam kan
wezen, vermits die naam nergens met zekerheid een water aanduidt, en vele
van de goederen der Egmondsohe Abdij ten noorden boven Suithardeshage,
tusschen Fortrapa en Kinnem, lagen. Hij meent daarom als grensplaats te
moeten voorstellen Kvnmm, een gehucht op het eiland Terschelling. Wanneer
Fortrapa is Vartrop op Wieringen, komt zulks zeer goed.
De Richara of Rekere was volgens s t r a t in g h de grensscheiding van de gouw
Kinhem ten noorden. De loop van dit kustriviertje is mettertijd door inbrakep
en herdijkingen veel veranderd, doch men kan dien ongeveer nog herkennen in
de watering, die van Petten naar Alkmaar loopt, en aan de bedijking daar
längs den Rekerdijk, Koedijk en Langendijk, welke met eenige wijzigingen nog
den ouden West-Frieschen dijk van deze zijde uitmaakt, gelijk ze verder van
Alkmaar loopt en Westerlinge van Kinnem scheidde, längs het latere Oterleek,
Urshem, Avenhorn tot Schaardam aan de Zuiderzee. Petten wordt alzoo als
" . 6 - '