ende gaande is, op date des briefs gerekent, voor negenthien groote, ende daer
nae met paycment te betaelen, cleyn of groot, nae der waerde eens ouden
sohilts gerekent als voorsz. is// (bl. 466), en in eenen zoenbrief, die Delft aan-
ging: »800 pont, den groten voer sesse penninghe» (bl. 467). Ten zelfden
jare (bl. 473) spreekt de Hertog van » twe scellinghe Hollants, sulos payments,
als wy van onsen renten nemen».
Op bl 475 lezen wij van » 2500 ouder scilde van Vrancryo of voir elken seilt
’t payement van sesse ende veertich witter grote, ende enen halven of boirre
waerde»; — en op bl. 478: » twinticb scellinghe. enen ouden seilt voer twalef
scellinghe».
In een stuk van 8 Maart dezes jaars, op het Rijks-Archief voorhanden, geeft
Reinoud, Heer van Brederode en van Gennep, zijn goed te Zwammerdam in
vergoeding van eene voor hem gedane betaling van 875 Fransche Schilden.
In 1388 (bl. 483) leent Johanna, Hertogin van Braband, van hären getrou-
wen Raad, Jan van Polanen, Heer van de Lecke en van Breda, »duysent
Francken, der munte des Conincx van Vrancryck, goet van goude'ende gewichte
» ; weder een bewijs, hoe talrijk die muntsoort toen in deze landen was.
Ten zelfden jare (bl. 487) gold het oude schild slechts 40 grooten. Welk
eene wispelturigheid! Op bl. 488 lezen wij van »900 pont, den groten die
nu ter tyt gaet, voer vx deniers gherekent», terwijl op bl. 499 gesproken
wordt van »een halve groote», en op bl. 501 : »enen witten groten gherekent
voer twee groet», ten bewijze hoe siecht de gewone grooten toen ter tijd Waren;
witte zijn hier stukken van zilver, terwijl de andere bijna geen zilver bevatte-
den. (Het oude schild wordt in dit stuk op 40 grooten berekend.) In dezen
zelfden zoenbrief wordt de Oeysche gülden (die van Oijen; zie onze Munten der
Graven en Eertogen van Gelderland) berekend op vier pond Hollandsch, terwijl
wij aan het einde lezen: »Ende dese zoene wert gheseit in den Haghe op een
peen [boete] van dusent Vrancryxe ouder scilde» (bl. 502).
Bij het geldgebrek, dat Hertog Aalbrecht van tijd tot tijd al nijpender on-
dervond, liet hij het gehalte zijner gouden en zilveren munten, zoo als vooral
uit de ons overgeblevene geldstukken duidelijk is, verminderen. Zulks gaf,
gelijk ten allen tijde en in alle landen, zoo ook in Holland, Zeeland en Friesland,
aanleiding tot de grootste onaangenaamheden en verliezen der goede gemeente.
De buitenlander, in den handel eenmaal bedrogen, toen men hem met in waarde
verminderd geld, met behoud der zelfde benaming, betaald had, maakte eene
volgende keer zijne rekening anders, ten koste der ingezetenen. Er diende op
het een en ander een middel gevonden te worden; men moest tot müntsoorten
van deugdelijk gehalte terugkeeren en die zoo spoedig mogelijk laten aanmaken;
ook maatregelen nemen, dat de munt niet weder tot haar vorig siecht gehalte
kon teruggebragt worden. In het volgende Charter, dat van den 6 October
1388 dagteekent, vindt men daaromtrent het een en ander; het luidt aldus:
Aelbreoht enz. doen cond allen Inden, dat wi aenghezien hebben den groten scade, ende
zwaer verlies, die. wi, ende onse goede lade hebben ghebat ende dagheliX liden bi groten
verlope van den paymenten, so dat Ridderen, ende Knechten in hören onden renten, co-
raans in höre comanscepen, noch wi in onser Heerlicheit daermede langhens niet ontstaen
en moghen; ende al ist dattet te zwaer waer dit payment, dat so hoghe verlopen is, teffens
te brengen op sinen ouden lope, so hebben wi ons daer toe ghevoecht enen goeden middel
daer wt te vinden, daer wi, ende onse goede luden eens deels mede verrecht mogten worden.
"Waerom wi om bede, rade, ende goetdunken ons Raeds, ende ghemeen steden van
Hollant, ende van Zeelant gheconsenteert hebben, ende gheordineert een payement te gaen
in onsen lande van Hollant, ende van Zeelant, ende dat te doen maken, ende te ghenghen
tien jaer lang durende, in snlker manieren, als hier na ghescreven staet.
In den eersten sullen wi doen maken, ende ghenghen in onsen lande van Hollant, ende
van Zeelant, ende daer omtrent, enen gouden penninc van alloye, die houden sal xxm en
een half karaet, ix optie marc, een greyn te remedien van alloye, ende enen ynghelscen
opten snede, welke penninghen voersz. heten sullen Dordrechtse scilde, ende die sullen
gaen vor x l groten, die wi slaen sollen, als hier na ghescreven staet, dats te verstaen,
enen zilveren penninc van seven scellinghen, ende achte deniers opte mare, in der snede (1),
van alloye v deniers Coninx zilvers, drie greyn te remedien, ende twe deniers van snede.
Ende oec mede halve grote, ende vierendel grote, ende tachtendel daer of, die heten sullen
Hollantsche van den selven alloye.
Yoert en snllen wi anders gheen payment doen maken binnen onsen landen van Hollant,
noch van Zeelant van goude, noch van zilver binnen der tijt voersz. dan voerscreven is.
Ende alle ander payment sullen wi mit onsen steden wt onsen landen voersz. weren ende
(1) D. i. dos 9? stuks uit het jnark.
29