Op de vz. ziet men binnen een compartiment van drie cirkelbogen, door even
zoo vele uitspringende punten Verbünden, en met kleine bloemsieraden aan de
inspringende deelen van buiten geplaatst, — bet naar de linkerzijde overhellende,
schuins geplaatste wapenschild van Beijeren-Holland. Omschrift:
2!llB©BroVS DV#, enz.
Op de kz. vertoont zieh het gewone gevoete vierbeenige kruis, omringd door
twee rijen omschriffcen. In den buitensten rand staat:
BßDIGHJV, enz.
in den binnensten:
MOR | EW22 | 1*0X1 | 22RD.
Ook de N° 11, een stuiver of dubbele groot, waarsohijnlijk de plaiTce tneeuw
der Ordonnantie van 10 Julij 1376, boven medegedeeld (bl. 218, 219), de
dusgenaaamde dubbele voetdrager, is ons nimmer in het oorspronkelijke voorge-
komen, en alleen uit alkemade’s PI. XXVI, 1 , N° 7 bekend.
De naam voetdrager is ontleend van den arend (of meerno, volgens de Ordpn-
nantie) op de voorzijde, die in iedere klaauw een wapenschild draagt, in de
eene dat van Beijeren-Holland, in de andere dat van Holland alleen. Tässchen
deze twee wapenschilden ziet men eene mos (mede op de volgende munt), zoo-
dat wij hier de mnnten hebben (nuwe grooteri), waarvan Hertog Aalbrecht
spreekt in de Ordonnantie van 1393; vergelijk onze bl. 233 van boven. Omschrift:
22IiBSRtt'VS • DVX • HOSIl: HOL22 : ZI ZSIi22ß
Op de kz. vertoont zieh het gevoete vierbeenige kruis, dat het veld der munt -
in geliike deelen verdeelt. Tusschen de vier beenen staan de letters:
H Ii 1t D
verkorting van het woord Holland.
In den rand het omschrift:
BRDlGm, enz.
N° 12 (PL VIII) is de enkele groot, halve plakke meeuw of enkele voetdrager
, hebbende op voor- en keerzijde geheel de type van den dubbelen; ook de
omschriften zijn de zelfde.
Z. B. Deze munlsoort, van het allerlaagste gehalte, zelfs zoo, dat er geen
zilver in te herkennen is, en die bewijst tot welke ellendige middelen (die van
muntvervalschingj de Graaf-Hertog zijne toevlugt moest nemen, is, vooral in
de laatste jaren, veelvuldig in Zeeland, en wel te Zoutelande op Walcheren,
in groote hoeveelheid gevonden geworden, en van daar volstrekt niet zeldzaam.
De stukken wegen doorgaans ongeveer 2 w. Wij vermelden hier het aanwezen
der munt in de Kabinetten der Leidsche Hoogeschool en van het Zeeuwsch
Genootschap, in het Koninklijk Kabinet, in de Verzamelingen der Heeren
STRICKER, VAN DER N00RDAA, DE R0IJE VAN WICHEN, FOKKER, BEELAERTS,
keer, duzac, MACARe, Schrijver dezes, enz.
Is de vorige munt zeer algemeen, uiterst zeldzaam, ja ons slechts in twee
Verzamelingen tot dus verre voorgekomen, is de N° 1 3 ,.een dubbele groot (?).
Vz. twee naar elkander gekeerde en door een gekroonden en gecimierden
heim gedekte wapenschilden. Het linksche is dat van Paltz-Beijeren, het regt-
sche bevat vier leeuwen, waarsohijnlijk die van Holland, Zeeland (het tegen-
woordige Zeeuwsche wapen met den zwemmenden leeuw dagteekent eerst uit
den tijd van Keizer Karel V), Friesland en Henegouwen. Tusschen de beide
wapenschilden ziet men de voorletter van ’s Hertogen naam:
2!
In den rand staat:
22IiB©RWaDWaeCOSR & i*OIi22 & Z a j a
Op de kz. rust weder een wapenschild met vier leeuwen op het hart van een
gevoet vierbeenig kruis, tusschen weiks beenen de letters :
I*' (22'?) Xl' D'
zieh vertoonen. Omschrift:
HOV22 | sHonero 1 1*01122 | z a jaii22
Z. weegt 1,75 w. Berust in de Verzamelingen der Heeren k e e r en
DE VOOGT.
Aangezien er geen roosje, muntteeken van Dordrecht, op deze munt voor-
komt, is zij misschien wel te Geertroidenberg vervaardigd, waar Aalbrecht munt,
zoo gouden Schilden als grooten, heeft doen slaan; zie hetgeen wij boven ver-
meldden uit v. mieris, I I I , 620, en IV, 159. Noch alkemade, noch cha-
lo n geven ons afbeeldingen van munten van Aalbrecht, die in type overeen-
komst met dezen groot hebben. Zulks moet ons niet verwonderen; vele toch