rijkstol alhier bewijst, dat het Vlie van ouds tot de Koningstraten behoörde.
De overige, thans nog bekende, plaatsen van deze gouw zijn, in 1058 Scir-
mere, het Schermer-eiland, Misnen (niet Alisnen) , Mijzen, Wognem, Wognum
en Vronle, in 1083 Frcmlo, Vronen, later, zegt v. D. b e rg h , naar het sehijnt
S. Pancras genoemd; voorts Scagon, Schagen, Those, Opperdoes.
S t b a t in g h en v a n d e n b e r g h komen niet overeen, dat Waterland en ook
Amstelland als oude gouwen aan te merken zijn (beide vroeger onder het opper-
gebied der Bisschoppen van Utrecht door afzonderlijke Heeren (die van Persijn
en Amstel) bestuurd geworden) (1). Ten opzigte van Waterland is v. d . b e r g h
het met s t b a t in g h eens, niet wat Amstelland betreft, en wel omdat in 1105
de Bisschoppelijke bewindsman in dit laatste den titel van Schaut en niet van
Graaf voerde. Waterland, oudtijds slechts uit eilanden en gebroken land be-
staande, bevatte de meren (waarbij misschien de dorpen of gehuchten) Bame-
stra, de Beemster, in 1083, en Weromeri, de Wormer. Misschien worden de
dorpen Hostsagem en Westsagem,.Oost- en Westzaan, beter tot Waterland dan
tot K.inhem of Kennemerland gebragt (2).
V. d . b e r g h zegt, dat het afgedamde riviertje de Schar veelligt de noorde-
lijke en de Zaalh de westelijke grensscheiding heeft uitgemaakt. Yerder, dat
sommigen gissen, dat het oudtijds, voor dat het I J ruimer _ geworden was, tot
Amstelland gerekend werd; doch dit alles is duister; alleen sehijnt het land ge-
heel of grootendeels aan de Utrechtsche kerk behoord te hebben.
Wij gaan weder noordeüjker en besehouwen nog kortelijk de gouwen Texla
en Wiron, die v. d . b e r g h immers als zoodanig aanneemt en behandelt, terwijl
s t r a t in g h ze niet afzonderlijk in oogenschouw neemt, maar te gelijk met
Westßinge of Westlinge afhandelt.
Onder den naam van Texla, zegt v. d . b . , werd oudtijds niet enkel het eiland
Texel, maar ook het noordelijkste deel van Holland verstaan. De naam komt
al vroeg voor; het eerst ontmoeten wij dien in 774, Thesla of Thesala; herhaal-
delijk vorder in de Traditiones Puldenses, waar die pagus Tyesle genoemd wordt.
(1) Y. d . b e r g h t . a. p . b l. 149 en 170; s t r a t i n g h , b l. 72.
(2) Zie v. D. b e r g h , b l. 149, doch IWergelijk b l. 152.
Aan het klooster Lauresham worden in 814 twee hoeven in Thesla gegeven, dat
echter ook eene plaats op de Veluwe kan geweest zijn. Als gouw en Graaf-
schap beide wordt Texla genoemd in eene oorkonde van 985, waarbij Graaf
Dirk de Gentenaar bevoordeeld wordt. Het eiland Texel komt het eerst in de
10® eeuw voor. V. d . b . bewijst echter, dat het reeds op ’t einde der 8e eeuw
van het vaste land gescheiden is geweest.
De grenzen der geheele gouw waren ten noorden het Flie, ten zuiden de
streek bij Alkmaar en de Reker, ten westen de Oceaan; de oostelijke grens is
moeijelijk te bepalen. V. d . b . uit het vermoeden, dat in de 9e eeuw (denkelijk
in 839) de zee bij Petten doorgebroken is en de Zijp overstroomd heeft, die
vervolgens is blijven drijven, bij welke gelegenheid het uitgewoelde zand den
uitloop der Bichara zal verstopt hebben, die wij later als een wad (vadum)
aantreffen (1 ), en da t, toen een groot deel van het continentale Texel ver-
dronken lag, het overige tot West-Friesland zal gerekend zijn, maar voor die
inbraak moet de zuidergrens bij Alkmaar gezöcht worden, en de oostelijke
grens zal misschien längs het Koegras en den Wieringerwaard geweest zijn;
bij gebrek aan bescheiden laat zieh dit echter niet beslissen.
Verder zegt v. d . b . dat het geheel onzeker is , wat in de 8e en 9e eeuwen
de hoofdplaats dezer goüw was, maar in de Fuldasche brieven worden eenige
plaatsen uitdrukkelijk in die gouw opgegeven, b. v. Langenmore of Ostmore
(waarschijnlijk het zelfde dat ook Austmora heet) en Tyeslemore, dat misschien
ook Texalmore geschreven wordt, Adingama more (het moer van Adinga ?),
Geddigmore (in eenen brief van omstreeks 1216). Zouden alle deze op more,
moer, uitgaande namen niet eenen bij uitstek veenachtigen grond te kennen
geven, en ons daardoor als het wäre met den vinger de oorzaak aanwijzen,
waardoor de zee in deze streken zulke vreesselijke omkeeringen te weeg heeft
kunnen brengen? Verder leeren wij uit het Utrechtsche Register, als in deze
gouw gelegen, nog kennen P e th e m Petten, Callinge, Callantsoog, en Husn-
dina, Huisduinen. Alles is hier in deze gouw echter veelal duister, en de
(1) Zoude omstreeks dezen zelfden tijd ook niet de Rijnmond b ij Katwijk verstopt
kunnen zijn?