also dicke alse versterven, mit eenen roden Valoke, of mit eenen [Engelsohen ?]
Nobel dair voir».
Ais tiende in Kennemerland en Vriesland werd door Hertog Aalbrecht in het
.zelfde jaar 1401 (bl: 753) bepaald: »van elcken morgen landts, dat tienbaer
is, een Wilbelmus Dordrechtschen [gulden] voor desen tijdt geslagen«. Dit
laatste is zeer natuurlijk, want onder onzen Hertog sloeg men Albertus Dor-
drechtsche guldens, die, gelijk boven gebleken is, veel minder waardig waren,
dan de op beter allooi geslagene Wilhelmus Dordrechtscbe guldens.
Op den 5 November dezes jaars vaardigde Hertog Aalbrecht op nieuw eene
Ordonnantie u it, om den uitvoer van muntmateriaal uit zijne landen te beletten.
Zij luidt als volgt:
Aelbrecht &c. Doen condt alien lnden, want wy in der overdrachte die wy mit onsen
gemeenen Steden van Hollandt ende van Zeelandt overdragen sijn van onsen nuwen pay-
mente dat wy nu Tordtecht doen slaen, geordineert bebben alse dat men geeUrehande gonde
of silveren gelt nyt onsen Landen voirss. voeren sal mögen sonder verbuernisse adders dan
snlc payment als hier nae geschreven staet, dat is te weten Keysersehe scilde, Vrancrke
scilde, Vrancrixe Croonen, Engelsche nobels, Vlaemsohe nobels, Gensohe (sic) scilde, Wil-
belmns Scilde, Paedzen, Albertus Scilde, Hollantsce Seüde mitten tween Leeuwen die Heynric
Adelyen van onset wegen maeckte, dubbel Henegouwese croonen, dnoate, Ungerscbe ende
Beemsche gulden, Bijnsche Keurvorster gulden voir desen tijt geslagen, ende onsen goeden
nnwe scilde ende silveren nnwe groote die wy nu Tordreeht doen slaen, Ende dat alle ander
payment goudén ende silveren Bulyoen wesen sa l’t welche nyemandt nyt onsen Lande sal
mögen voeren hi en sal dat verbneren, uytgeset dat een yegelic aen bulyoen nyt onsen
Lande sal mögen voeren tot sinen teergelde aen gouden gelde tot tien scellingen grooten
toe, ende aen silveren payment tot vijf scellingen grooten toe, Soe hebben wy op dat dese
ordinancie 'te bet gehenden sal mögen worden ende om vordemissen wille van onsen munten
l'ordreebt, bevolen ende gemaehtiget, bevelen ende mächtigen mit desen brieve Dankert
Spaens zoon ende den ghenen die mit bim doen sullen, ende hijt voirt oio bevelen sal te
leggen over al in onsen Landen ende op onsen stroem van Hollandt ende van Zeelandt ,
ende snnderlinge op die palen van densetven onsen Landen énde strbom, van alle payment
gonden of silveren dat een ygelic wie hi ware aen him of bi him hadde ende ty t onsen
Lande voeren wilde, dat hier voir niet genoemt en staet aen te tasten als verbpert bp.
lyoen, enz. enz.
Op Sint Niooláasdag 1401 deed de nieuwe Waardijn van ’s Hertogen Munt
Jacob Duuc zijnen eed, gelijk blijkt uit het volgende stuk, voorkomende in het
Memoriaelbouck B. M. Cas. R. Eoi. 138:
Item op Sinte Nyçlaes Dach anno nts. swoer ten heyligen eu hilt mit sinep eede Jacob
Duuo, Wardeyn van der mupten van Hollandt, alse dat hi minen Heer van Hollandt goed
epde getrouwe wesen sal, ende mijns Heeren munte houden in höre eeren, in hören rechte
g ende in hoer ¡ oude gewoente, ende oie, den Munte Mr in sinen rechte ende in gienrewijs
die Heymelieheden van (Jer munten openbaren en sai, anders dan minen Heer van Hollandt
of sinen, Trésorier ende andere doen ende bewaren truweliken alle saken der munten roerende,
als yen goet trou Wardein j sculdiçh js te doen.
Ten jare 1402 (bl. 761) lezen wij: »van Leiden — ons te lienen een somme
gelts van 3000 out Schilden, als wy nü laetste hebben doen slaen of payement
haere waerde«, en twee bladzijden. verder :,», Stede van Rotterdam — leenen
een. somme gelts van 1500 goude sçhüden, sulck als wy nu doen maecken in
onse munte te Dordregt, goet ende swaer van goude, die wy van derselver
stede hebben' ontfangen».
In een gunstbrief van Hertog Aalbrecht, ten zelfden jare aan die van Utrecht
verleepd (bl, 767), worden onderscheidene tollen bepaald, van verschillende
waren te beteten, als:.vgn » 12, van 8 en van 4 penningen Hollants»; van
" XVII scellingen Engels», en wederom van »derdalven penning.», alsmede van
»seven scellingen, ses penningeh Hollants»; eindelijk »van 2 scellingen Hollants,
sulx payements als wy gemeenlic van pnsen tollen nemen». Bl. 769
bekent de Hertog van die »van der Goes geleend te hebben een somma gelts
van dardehalf hondert goede gouden Gentsche nobelen, — voor elken tien no-
belen eenen nobel jaerlickse renten».
Drie bl. verder lezen wij omtrent Schellinckhout : » — geven — eenen goeden
Wilhelmus Hollantsche gulden, voor dezen tijdt geslagen, of payement
harer waerde«.
Op bl, 774 lezen wij van »ouden Schilden, elk stuck voor veertig grooten
gerekent»,
Ten jare 1403 schijnt Hertog Aalbrecht een voorstel tot eene veranderde
gouden munt aan de Steden van Holland, die met hem het toezigt over de