Duitsche orde in 1241 door Willem I I , als Graaf van Holland, verleend. In
dien leeftijd, en lang daama, werden de Vorsten van den bloede, hoe jeugdig
soms ook, benevens de aanzienlijkste Edelen, als getuigen door de Graven ge-
roepen bij hunne giften, opdat hierdoor meerdere kracht aan hunne beloften en
verbindtenissen werd bijgezet.
Sedert dien tijd, tot in 1247, heerscht een diep stilzwijgen omtrent Floris,
zoowel bij de Geschiedschrijvers, als in alle Charters. Der kindsheid ontwassen,
zal Floris weldra van zijnen voogd ontslagen zijn, en zieh hebben toebereid voor
de gewigtige loopbaan, die hem wachtte.
In dat jaar namelijk benoemde zijn oudere broeder, Koning Willem, Floris
tot zijnen vertegenwoordiger en verliet, na de overgave van het bestuur, deze
gewesten. Of van deze benoeming eene schriftelijke opdragt voormaals aanwezig
geweest zij, blijkt niet, maar de bedrijven van Floris en de gedragingen van
Willem toonen de waarheid dezer zaak.
Bij zijne aanvaarding- der regering bestond tusschen Gravin Margaretha van
Vlaanderen en hare beide oudste zonen, Boudewijn en Jan van Avesnes, een
hevige twist. Deze zonen, geboren uit een eerste huwelijk, waren door hunne
moeder zelve onwettig, en, uit overdrevene liefde tot de kinderen van haren
tweeden echt, door haar onbevoegd verklaard tot de opvolging in Vlaanderen.
Deze onnatuurlijke twist had droevige gevolgen voor dat Graafschap en de om-
liggende landen. Ook Holland en Zeeland deelden, onder het bestuur van
Floris, in de rampen, welke hieruit ontsproten ; voomamelijk, nadat Koning
Willem openlijk de zijde van zijnen sohoonbroeder Jan van Avesnes ge-
kozen had.
Bij den aanvang van 1248 sloeg de twist tot dadelijkheden over. Avesnes,
vertrouwende op de hulp van Willem en Floris, viel op de bezittingen zij-
ner moeder aan, en dwong haar, nog in de eerste maand van dat ja a r, eenen
vrede met hem te sluiten. Bij dezen vrede beloofde Avesnes en zijn broeder
afstand te zullen doen van hunne eisohen op Zeeland Bewesterschelde, de vier
Ambachten en het land van Waas, onder voorwaarde, dat Margaretha aan hen
voor dezen afstand 60,000 florijnen (gouden munten of goudguldens, in Frankrijk
toen reeds lang in gebruik, doch uit Florence oorspronkelijk) zoude voldoen.
Floris van Holland schijnt, volgens db jonge ( 1 ) , bij dezen aanval de po-
gingen van Avesnes in het eerst gewapenderhand te hebben ondersteund ; doch
daarna werkte hij veel mede tot het herstellen van den vrede. Want, volgens
de getuigenis van meijerus (Ann. Flandr. p. 88) , ontzag Floris, hoewel het
Hoofd dezer landen, zieh niet, tot waarborg van den aangeganen vrede, als
gijzelaar zieh aan Margaretha over te geven. Zijn verblijf in Vlaanderen was
evenwel van geenen langen duur. Ons bestek verbiedt ons hieromtrent in bij-
zonderheden te treden.
Over het door Floris met Margaretha gesloten verdrag, waarbij hij beloofde
haar vergiffenis te zullen vragen en den leeneed te zweren, terwijl Willem II
zieh, tegen alle regten, met den naam van Graaf vari Zeeland bestempeld had,
zullen wij ons niet uitlaten. Floris schijnt daaromtrent te verontschuldigen te zijn.
Eéne der voornaamste voorwaarden van den vrede was de terugkeer van
Floris. Hij erkende verder het regt van Margaretha op Zeeland Bewesterschelde
en beloofde, dat Willem dit nevens hem zoude erkennen, Vergezeld van som-
mige Zeeuwsche Edelen zou Floris zijn persoon geheel in hare magt stellen, tot
dat de Hertog van Braband hem kwam bevrijden, enz.
Ingevolge van dit verdrag keerde Floris welhaast naar Holland terug. De
omstandigheden en de zorg voor het welzijn des volks hadden hem gedwon-
gen het vernederend verbond te sluiten. Misschien zou hij h e t, onder schoon-
schijnende redenen, naar de wijze van Velen, hebben kunnen verbreken, doch
men vindt, zegt de jonöe (2), ter zijner eere opgeteekend , »dat hij aan al de
voorwaarden van het verbond heeft voldaan.
Zoodra hij in deze landen was aangekomen, nam hij , gelijk vóór zijn vertrek
naar Vlaanderen, het bestuur in naam van Koning Willem op zieh. Waar-
schijnlijk heeft Floris, als naaste Prins van den Bloede, volgens den geest der
middeleeuwen, uit naam van den Souverein, bijkans geheel als Souverein
(1) Mr. j. o. de jonge, LevensscAets van Floris den Voogd, in de Verhandelingen van
de Maatschappij der NederlandscAe LetterArmde te Leyden, IH> Deels le Stnk, Leyden
1819. Wij zijn dit met veel zorg, naar de ironnen zelve, bewerkt stnk, dat echter,
wegens noodelooze Wijdloopigheid in den drnk, minstens een vierde deel beknopter had
kunnen zijn, op den vòet gevolgd. ;(2) T. a. p; bl. 219.