(twee boven en even zoo vele beneden, met eene bloem op het verbindingspunt)
bestaat. Omschrift : i
>£ 101} : DVX : B2ÏV2SR : PILI : I}2£R0R : I}0L!5R : Z I JS
Op de kz. vertoont zieh het eenvoudige gevoete kruis. Tusschen deszelfs
beenen (gelijk blijkt uit vergelijking van N° 16 op Pl. XII) twee helmen, een
leeuw en een wapenschildje van Beijeren. Omschrift:
P7ÏX i DR I : enz.
Z. Het exemplaar bij den Heer k e e r , het eenige dat wij hebben kunnen
ontdekken, weegt 2,67 w.
N° 16, eene munt, die, volgens het gewigt, het twee derdg der vorige moet
geweest zijn, heeft de zelfde type ais de zoo even beschrevene, met uitzonde-
ring alleen van de rangschikking der figuren tusschen het kruis op de kz. Het
omschrift der vz. is: -
* 101} : DVtt : B2SV2ÎRIS I}OLKD' iZ i}'
En dat der kz. :
* PTCR : DRI i SOT 1 ROBISQVÍR : . . SR7ÎRG7ÎW s S'
Z. weegt 1,79 w. Is van de grootste zeldzaamheid, daar ook deze munt ons
buiten het Kabinet des Heeren k e e r niet is voorgekomen.
N° 17, eene koperen munt, en wel de eerste Hollandsche, die door ons in
dit metaal ontmoet is (verg. over de eerste Brabandsche onze Munten van Bra-
band en Umlurg, bl. 117; over de eerste Geldersche onze Munten der Graven
en Hertogen van Gelderlvnd, bl. 84 ; over de eerste Overijsselsche onze Munten
der Heeren en Steden van Overijssel, bl. 304, en over de eerste Groningsche
onze Munten van Friesland, Groningen en Drenthe, bl. 504), deze munt dan
heeft, in navolging der längs de Maas in de 14» en 16° eeuwen geslagene
munten, zoo als die der Heeren van Elsloo, enz. (gelijk ze ook de type was
der te Luik geslagene koperen munten van onzen Hertog; zie r e n e s s e , Numismatique
de Liège, PI. 10, N° 6), op de vz. het naar de linkerzijde gekeerde
wapenschild (thans des Hertogen), gedekt door een tak van eene plant of boom,
die zieh daarboven vertoont. Omschrift:
■J. IOi}RSS » D' I B2SV2SRP
Op de kz. ziet men tusschen twee beenen van een gevoet kruis even zoo
vele wapenschildjes van Beijeren ; alles binnen eenen parelcirkel, Omschrift :
>i« MORGT7Ï 2 ROVK S GljORlGV'
d. i. Moneta ruroa Ghoriewmensis, of: Nieuwe munt van Gorinchem of Gorkum.
Het is de eerste maal, dat wij deze stad, vroeger de hoofdstad der Heer-
lijkheid Arkel, als Grafelijke muntplaats Ontmoeten.
K. weegt 1 w. Deze munt komt voor in het Koninklijk Kabinet; verder in
de* Verzamelingen der Heeren s t r i c k e r , b e e l a e r t s en in de onze.
Op Pl. XLIII deelen wij twee afwijkende exemplaren dezer muntsoort mede,
die wij ontleënen aan de Bevue de la Numismatique Belge.
Tuinen, op den Stempel van Jan van Beijeren geslagen, waarvan wij boven,
zie bl. 357, melding gemaakt vinden, te Dordrecht geslagen, zijn ons in geene
Verzameling hoegenaamd voorgekomen : maar wij hebben op Pl. XXII onder
N° 2 van onze Munten van Friesland, Groningen en Drenthe een tuin afge-
beeld, die wij, volgens het opschrift der kz., meenen dat geslagen zoude zijn
te Marsum in Friesland, een dorp gelegen bijkans onder den rook der stad
Leeuwarden. Zeer uitvoerig hebben wij de gronden voor dit ons gevoelen in
gemeld Deel van ons werk uiteengezet en verwijzen onze lezers derwaarts. *
FILIPS v a n BOURGONDIE a l s e r f g e n a a m ( o i r ) , a l s m e d e g e z a m e n -
l i . i k m e t JACOBA v a n BEIJEREN m u n t e i v d e .
1425— 1428 en 1428—1433.
Toen de woelzieke Jan van Beijeren gestorven was; en Jan van Brabaiid het
gebied hernomen had (dat hij echter slechts van Januarij tot Augustus 1425
voerde), volgde Filips van Bourgondië, zoo als wij vroeger zagen, zijn neef en
toekomstige erfgenaam, niet weinig in diens heerschzucht op. Jacoba geraakte hoe
.langer hoe meer haar gezag kwijt, zelfs zoo verre, dat zij, om den blooten naam van
Gravin te kunrien behoiiden, Filips, bij verdrag van Augustus 1425, tot hären
Stedehouder moest aanstellen, zonder eenige bepaling van tijd of omschrijving
zijner magt ; — eindelijk kwam het zoo verre, dat hij haar binnen Rijssel in verze-
kerde bewaring stelde. Zij ontsnapte ter naauwernood in mansgewaad, en kwam
uit Henegouwen te Gouda, waar ze met groote toegenegenheid ontvangen werd.