Onde Yranken ì
Oude Henegouwse croonen XLI groo^en*
Ducaten *
Nieu Yrancken 'j
Nieu Henegouwse croonen > xxxvm
Berchsche scilden J
Rijnse g u ld e n ........................................................■ * xxxv
Gelresclie Bijn gulden | v xxx —
Wilhelmus Hollants gulden!
Albertus Hollants gulden ( 1 ) ...................................... XXVI
Gelresche gulden................................................................. xxiVg
Ludixe gulden ì . . . . . xix —
Reynaldus gulden!
Payementen.
Butdragers (2) ì , .
Jangelairs l ’t stie . . . . . . . xvil äenjers.
Henegouwsche ttrankensj
Halve botdrageis (3) ì
Wilhelmns ciuuste groten (4) |
Wilhelmua Paedse groten (5) V . . . . . . . . . . . . . vni1/,
Dordrechts placken (6) l
Deventerse ende license gansen (7)J
Zypse groten (8) ì
Tonssns groten vir
Hollantse groten, lest geslagenj
(1 ) Man riet Mer weder bOTstìgi, hetgem wij reeda vioeger vermeiaden, dat de goudguUeM van Hertag
Aalbrecht minder waarde hadden dan die van Graaf Willem V.
(2) Zijn waarschijnlijk die van "Willem V, door ons afgebeeld op PI. V, N° 9—Vi.
(3) Wij gissen, dat deze die van "Wfflem Y zijn; zie onze PI. V, N° 13.
(4) Waarschijnlijk onze N° 23 op PI. VI.
(5) D. i- die, welke door den Montmeester Paeds vervaardigd waren. _
(6) Moeijelijk ia het te bepahm, welke mnntaoort door deae benanuog aangewezen wordt. Z, kwam ona
ie<m de monten van Bieaehop Frederik van Blankenheim, door ons afgebeeld op
XIV van ons nit te geven aecmde Deel, levattende Be Bunten der BmcUw*n, ta n im Bear en •
® S r o^niri is de gissing van van snmns (IV, 16 6 ), dat dit mogelt,* » p W . sende moeteu leteeke.
nen. Zoo las hij ook in den volgenden regel Tourssche groten.
Berchsche groten *
Albertus groten mitten scildekens in *t cruus (1)!
Ylaemsche placken xvi —
Oude Ylaemsche g ro te n .............................................. . xn —
Gelresche Meeuwen (2) . vm —
Lelyairts (3) ^
Posante (sicP) > . . . . . . . . . x im —
Brabantsche saulgen (4)J
Brabantsche penningen, lest geslagen (5) • . . . xvi —
En Ludixe grooten . . . ................................ im —
Welc sulveren voirss. gaen sal in , onsen Landen tot onser Yrouwen dage toe assumptio
naistcomende en niet langer, en daer en teynden sal alle sulveren gelt voirnt bulyoen
wesen, en niet meer gaen, anders dan onse nyen silveren payment voirss. ende des salmen
uy t onsen Landen mögen voeren sonder verbuernisse Keisersche scilden, Yrancryx Croonen,
Yrancryx scilden (6), Ingelsche nobels, Gentsche nobels (7), Hollantsche scilden, lest
geslagen, en onse nyen payment voirss. ende anders geen, En wairt sake dat yemande
eenich ander payment, goude of silveren, uyt onsen Lande voerde, dat wair op dat gelt
verbuert, en daer toe op eene boete van vijftich ponden, desment inder waerheyde bevonde,
en ombieden en gebieden ernstelic dat nyemant copen noch vercoopen en sal of vorwaerde
maken dan bi ponden, scellingen en penningen ons nywes payments voirss., en waert dat
yemande bi anderen payment of vercofte of vorwairden makeden.
(Verder luidt het zoo als wij reeds vroeger mededeelden.)
(1) Ongetwijfeld Pl. VII, N° 8.
(2) Aangezieh er geene Geldersche muntea met wrenden voorkomen, die het domme volk anders ook ganzen en
meeuwen, ook tureluurs noemde, gissen wij, dat de benaming van meeuwen hier alleen toegepast is mar aanleiding
van de meer witte klenr der mnnten van den Gelderschen Hertog Willem I , dan van die zijner voorgangers.
Zie die afgebeeld. in onze Hunten der Graven en Hertogen van Qelderland.
(3) D. i. Pransche monten (blanken), met leliën voorzien.
(4) Ongetwijfeld te lezen Schaelgyen. Zie vroeger.
(5) Deze können wel geene andere geweest zijn dan de monten van Hertog Antonie.
(6) Vrancryx Croonen können wel geene andere geweest zijn dan de thans zoo oiterst zeldzame van Koning
Pilips van Valois, 1327—1350 (zie l e b l a n c , Traité Historique des Monnoyes de Trance, op de Plaat tegen-
over p. 206) ; de Schilden van den zelfden Koning (aldaar) ; verder die van Koning Jan, 1350—-1364 (l b b l a n c
tegenover p. 216), en die van Koning Karel VI, 1380—1422 (tegenover p. 238).
(7) De^ Gentsche nobels waren geslagen onder Graaf Pilips den Stooten, 1884—1404 , in navolging der Engelsche
stokken van dien naam, en bijkans op de zelfde waarde. Het is een bewijs van dên op het vasteland van
Europa vermeerderenden Engelschen handel. ¿¿ilVerder komen er ook nog Vlaamsohe-nobels voor van Graaf Pilips
den Goeden oit het eerste tijdvak van diens regering (1419—1430); zie s e r r u r e , Cabinet du Prince de liane
page 283 en 240.
38