2.) Uit de Rekening van denzelfden. 1347—1348,
Yutgheven. Item des woensd. na S. Martini Estivalis betaelt eenen Sinet te Goes (voor
ijzer) dat woech clxxviii ©, ’t pont xiii mite, maect.
v © vii s. vin den. toum.
(8tys jmite stonden dus nagenoeg gelijk met 1 Cent.)
3.) Slot van de Rekening van Jan de Scrivere wegens de Jaerbede in
Walcheren, A° 1348.
Item waren van deser bede ontvanghen cc l x x x v scilde die men heet cUiikarden en
pasteyden ende ontfanghen waren tier tiit ’t stic voir 20 Q gr. en Jan die Scrivere onder
hem ghebonden hadde, ter tiit toe dat hem mijn heere dat Rentmeysterscap van Bewester-
schelde eerst beval: en doe sendede Jan die Scrivere, bi miins heeren bevelen, die oc lx xx v
clinkaerden en pasteyden bi Willem Blancaerde, den wisselare te Brugghe, de worden dair
vercocht ’t stic omme x n n s. gr. ; aldus comt dat an dese clinkarden en pasteyden ver-
loren was v i i © I J s . den. gr. — Yalent in torn.................................. l x x x v © x s .
Summa Summarum van aile Jans Scrivers vntgheven xvmc xrai © vu s en m & —
en sin innemen beloept xix« xxxix © v iu s vm §, tonrn., die welcke Sumfn onderlinghe
vereffent soe blijft Jan die Scrivere minen beere sculdigh cxxv © xvii s turn., eene ghe-
sellen voer x i i £ . Gherekent in Middelb. op den 5sten dach van Septr in ’t jaer L ÏIIJ.
« Hiernit maak ik op,» zegt de Heer d e w in d : « Een clinkaert of pastyde werd ont-
vangen voor 10 stuivers: doch het was slechte of misschien min courante munt en er werd
op verloren. Als ik- het stel als volgt, komt de Rekening goed nit:
Ontv. 285 Clinckaerts à 10 st. . . . . i/ ’142.50
Gewisseld t e g e n ............... 7 sfc...................... 99.75
Yerlies . . / 42.75
of (gelijk in de Rekening) o£ 7. 2 sch. 6 gr. Yl.
of 85 © 10 gr. tournois.
Een pond Ylaams was tot in 1819 toe fQ
en het werd gerekend tegen 12 © tournois.
Ergo een pond tournois in deze Rekeningen 10 st.»
Dat komt al wel overeen met de volgende plaats uit ja c . e r m e r in s , Zeeuwsche Oudr
heden, Romerswale, bl. 81: « Ook is er in stads schriften een aanteekening geweest, hoe
de waarde van onderscheidene Geldspeciën, zoo in hare Yoorrechtsbrieven, als Gildekeuren
dikwijls voorkomende, moest gerekend worden, als: Alle ponden zwarten in desen ofte
aile ponden zijn thietv stuvers, ende, daer staet een gtioufle scUlt, dat mach men be-
taelen met twee en tumtich stmers, en waer grootm staen zijn grooten Vlaems, m
schelUngien, een 8chelUnck is een groote Vlaems (sic).
4.) Uit de Bekening van Jan de Scrivere, Rentmr Bew. Schelt.
1351—1354. ' | p
Vutgheven (fol. 235 verso). Item Adam van Berwarde, mijns heren Neve, te hnlpe
tot ere woninghe, l 8 holl., facit in ghesellen vi 8 v s. gr., valent in
| • • • • • • , . . 8
(50 Holl. Ponden van 15 st. . . I /3 7 .5 0 '•
oC vi. v seh. ; (Ylaams)................. 87:50
75 8 tourn. à 10 st. . . . . . . . 37.50)
(fol. 237 verso): Item bi mijns heren opene brieven ghegeven in Middelb.
op Lucas dach in Oct. (1354) betaelt minen herê in sijns selfs hant doe
mijn here voer tot Qheersberghen, v» onde Scilde, die maken m 8
xx s. gr. Yalent in t o r n . .................................................TIc XXT ®
(Dus 500 oude Sobilden à 12V3 st./3 1 2 .5 0
o f 52. 1. 8 à /6 . . . . . . . . 812.50
625 8 tonrn. à 10 st. ............. 312.50)
5.) In de Rekeningen dér stad Middelburg van 1364 en vervolgens wordt steeds gerekend
met Ponden Ylaamsch van/6 of van 20 schellingen, ieder van 12
groot; maar dan wordt dat Initen de marge herleid tot ponden (NB) van v ijf
stnivers of 10 groot; bijv.-:
■ dat is van ailes te zamen iv 8 n j sc. n u gr. Pacit . . 08.»
Dit is de basis der geheele Rekening en Veraritwoording.
Bl. 202, N° 15, de vierde boddrager, kwam later ook in het Penningkabi-
ïiet der Leidsche Hoogeschool.
Bl. 209, in het midden, staat; onverwonnene, lees: merwonnene.
Bl. 235, op het einde der noot, staat : Heeren dier Uteden, lees ; Heer (Blois).
Bl. 257, voeg bij aan het einde der noot: Men vindt zulke gouden guldens
(griffpenen) in Luik geslagen onder den Elect Jan van Beijeren; zie ze afgebeeld
bij r e n e s s e , Pl. 9, N° 2—4; en wanneer wij in aanmerking nemen, wat er
voorkomt op onze bl. 261, waar wij lezen (8® regel van onder): ende onze nye
71