echter, getoetst aan den geest der tijden, volkomen regtvaardig en billijk
zijn geweest.
Ploris, thans aan het hoofd van het Graafschap Holland (Zeeland heette toen
sleehts Landschap) (1 ), en van drie zijden door vijanden, namelijk de Utrecht-
schen, de Priezen en de Vlamingen, bestookt, was er op bedacht met den een
of anderen op de best mogelijke wijze vrede te maken, en zulks gelukte het
eerst met de Vlamingen, door de bemiddeling van Lodewijk IX , bijgenaamd
de Heilige, na eene zamenkomst, waarbij ook Ploris tegenwoordig was, te Pe-
ronne. Het verdrag werd later te Brussel voltrokken, en ook daarheen begaf
zieh Ploris. Op den 13 October 1256 werd dan de vrede met Vlaanderen ge-
sloten. Ploris treedt daarin op als voogd, en sluit in dien rang den vrede met
de Gravin van Vlaanderen en hären zoon ; zoodanig echter, dat hij ook voor
zieh zelven daarbij handelt. Hij verbindt zieh bij den aanvang van het verdrag
om de oudste dochter van Guy van Vlaanderen ten huwelijk te nemen, waar-
voor. hij tot bruidsgave zou ontvangen in leen, voor zieh en zijne erfgenamen,
het land van Zeeland, dat behoord had onder het oppergebied der Vlaamche
Vorsten, met al de reglen van dat land. Over geheel Zeeland bewester Schelde
zou Floris hulde bewijzen aan de Vlaamsche Gravin, als leenman en vasal; maar
van dat gedeelte van geheel Zeeland, of, volgens sommiger uitlegging, van dat
gedeelte van bewester Schelde, dat aan de Hollandsohe Graven had toebehoord,
zou hij voor zijnen neef, als voogd, den Vlaamschen Vorsten den leeneed doen.
Ivi.uit heeft zieh in deze zaak zeer vergisi, gelijk ue jonge heeft aangewezen.
Naar diens denkbeeiden kwam de zaak hierop neder, d a t, terwijl van het jaar
1168, door het nadeelig verdrag van Ploris I I I , tot op dezen tijd, al de in-
komsten nit bewester Schelde tusschen de Graven van Holland en Vlaanderen
waren gemeen geweest, zoodat de helft, volgens de bepalingen van dat verdrag,
regtswege aan Hollands Opperheeren werd toegewezen, en de andere helft door
de Graven van Vlaanderen werd genoten; er nu, bij dezen vrede wordt vast-
gesteld, dat Ploris van Holland als Voogd in het bezit zou blijven van de helft
dier inkomsten voor zijnen neef, als körnende deze aan hem toe uit de helft des
(1) Zie d e j o n g e , t . a . p. b l . 264.
lands, dat regtswege, sedert het verdrag van 1168, een deel van het oppergebied
der Graven van Holland had uitgemaakt; en dat de andere helft des
lands, of liever de inkomsten en regten nit hetzelve, welke insgelijks, van 1168
tot op dezen tijd, wettig aan de Graven van Vlaanderen toebehoorden, nu aan
Ploris den Momboir, voor zieh en zijne erfgenamen, als eene bruidsgave door
de Vorsten van Vlaanderen zou worden geschonken, en dat hij daarvoor, als
Leenman, den eed aan hen zou afleggen tot eene verzekering voor zijne trouw.
De toestand van het vaderland werd door dezen vrede verbeterd. Vlaanderen
werd daardoor, in welk geval ook, alleen met behoud der regten van hoogsten
en eersten Leenheer, voor altijd verstoken van die voordeelen en die regten,
welke de oorzaken geweest waren van de bloedige gevechten, waarmede onze
geschiedenis verv'uld is.
Zulk eenen vrede konden en moesten de Edelen van Holland en Zeeland be-
vestigen, gelijk zij ook gedaan hebben.
Het kan niet ontkend worden, dat het aan het Graafschap Holland meer
voordeelig zou zijn geweest, indien .geheel Zeeland bewester Schelde door Floris
als V oogd voor zijnen neef in leen ware ontvangen, gelijk h ij, bij dit verdrag,
sleehts een gedeelte ontving. Dit echter kan aan Floris niet tot misdaad worden
toegerekend. Margaretha en Guy deden niet dan door den drang der omstan-
digheden afstand van hunne regten. Zoo veel mogelijk trachtten zij, uit dien
hoofde, hunne nadeelen te verzachten ; en het plan werd te dien einde door hen
gevormd, één uit het Vlaamsche geslacht in de voorregten van het voorouder-
lijk, doch nu verloren gaande, goed te doen deelen. Dit gaf aanlmVUng tot het
ontwerpen van een huwelijk tusschen den Voogd Floris en eene dochter van
Giiy; eene verbindtenis, welke men tot de eerste en voomaamste voorwaarde
stelde, van welke het sluiten of verwerpen des verdrags, aan de Vlaamsche
zijde, afhing. Aan eene echtverbindtenis tooh met den jeugdigen Graaf van
Holland, den vierjarigen Ploris V (1>, was binnen vele jaren niet te denken.
De Vlaamsche Vorsten wilden verzekering hebben, dat, zonder uitstel, eene
dochter van hun geslacht deelgenoote was van hunne aloude regten. Men moet,
(1) Zie GEOEBE, Prìjsverhandeling over Floris V , bl. 9 en 10.