Charter, dat de Kanselarij niet verlaten schijnt te Kèhben en in originali nog in
’s Hage aanwezig is. Even zoo bevat het Memoriael een Charter tegen het
vervoer van biljoen (muntmateriaal, goud en zilver) door het land van 4 September
1402, waartegen te waken commissie gegeven is aan Vrederik Wouters-
zoon van den Tempel en WUlem Aelbrechtszoons zoon. Geene dier Charters
over Muntzaken zijn in het hoofdregister of Cartulaire (Liber V , zoo als het in
de Charterkamer heette) overgeboekt, met uitzondering van dat van 17 Mei
1401, door va n M ir a i s en v a n d b w a l l uitgegeven, en volledigheidshalve
ook door ons boven medegedeeld.
Hoe veel belang men er in die dagen in stelde om het muntmateriaal in ge-
noegzame hoeveelheid in het land voorhanden te hebben (dewijl er zulk een
groot voordeel met het slaan van munt te behalen was), blijkt uit het boven
vermelde stuk, dat wij hier laten volgen :
Ailbrecht &c. Doen condt allen Luden, dat wy veiboden hebben ende verbieden mit
desen brieve als wy naerstelicste mögen dat nyemandt eenicb bulyoen van goude of van
sulver om te vercoopen doir onse Lande ende voere anders dan tot onser munten binnen
Dordrecht, Ende soe wie dair mede, bevonden worde gaende’, ridende of varende voirbi
eenicb onser tollen of munten sonder teycken of seeckerbeyt dair té .laten, dat bijt tot
onser munten brengen sal, dat goed sal jegens ons verbuert wesen, alsoe verre qlsmen in
onser munten werct ende open staet. Ende hebben bévolen ende bevelen mit desen brieve
Vrederick Wonters zoen van den Tempel [een gelijkluidende brief werd afgegeven aan
Dire Willem Aelbrechts zoons zoon] onsen Knecht dit te ondersoecken en te bewaren ende
te ondervinden van onser wegen, Ende gheven him machte dat voirss. bulyoen aen wien
dat hi dat bevint als voirss. is aen te tasten, t welcke hi onsen Trésorier tòt onser. beboif
leveren sal, dair wy of hebben sullen een derdendeel, die Stede of Ambocbtsheer dair dit
bevonden worde een derdendeel, Ende Vrederic voirss. een derdendeel, Ende wair dat sake
dat wy of onse Knecht voirss. hier om gedriecht worden van yemant, Soe bevelen wy onsen
Knecht voirss. dat hi die brenge in onser becbtenissen tot onser behoef ter tijt toe dat
hi ons dair voir also veel gedaen hebbe, dat wijze aen gehouden mögen sijn, Ende wair
yemandt die quaet gelt hadde ende bi.en dair mede bevonde, dien maken wy Vrederic
voirss. machtich aen te tasten ende te bouden tot onser beboef, Ende wairt dat bim yemant
hierenboven misdede, dat souden wy aen hem houden als aen den genen die ons van onser
Heerlicheyt verminderen wilde, ende nemen Vrederic voirss. in onsen geleyde ende besohermenisse,
Ende ombieden ende bevelen nersteliken allen onsen Raden ende Mannen, Am-
bocbts Heeren, Scouten, Scepenen, Tolneren ende Rechteren, dat sy Vrederic wanneer hy
des vermaent in den voirss. saken te vervolgen ende te bedriven, hulpen, raden, wisen eñ
starcken jegen eenen ygeliken die bim wederstaen woude, Ende wair dat him hinder, stoot
of scade. gesciede, om dit te vervolgen, dair geloven wy him iñ te baten te comen ende
te, ontheffen sonder vertreck, Oie bebben wy bem oirloef gegeven alretiër wapen te dragen
die hun genuegen over al onsen Landen binnen Steden ende dair buten, sonder boeten te
gelden' of anders te misdoen ende jaerlix te geven eenen roc van onse Munte Meesters die
nu sijn of naemaels wesen sullen in Hollandt, dit sal gedueren tot onsen wederseggen, in
oirconde desen brieve ende onsen segel hier op gedruckt. Gegeven iu den Hage opten
vierden Dach in Septembri anno dusent vier hondert en een.
Uit het volgende stuk blijkt in welk gedeelte van Aelbrecht’s regering de
Muntmeester Willaem Tonssus, naar wien wij later zullen zien dat de door hem
vervaardigde grooten Tonms grooten genoemd werden, gearbeid heeft. Het
komt voor in het Memoriaelbouck B. J. Cas. R. M o 8 verso, en luidt aldus:
Item op Sinte Marcus Dach Evangelist (1402) gaf mijn Heer (Hertog Aalbrecht) geleide
(d. i. vrijgeleide, sauvegarde; een bewijs, dat Tonsus van buiten ’s lands kwam; bij schijnt
een1 Spanjaard, zie bl. 256, geweest te zijn) Willaem Tonssus Munte-Mr vañ Hollandt mit
sineu .gesinde -en Knechten tot ses Persoonen toe die mijns [Heeren] .viande noch balling
sijns Landts niet en sijn, duerende veertien Dagen lanc na den dato voerss.
Onder de voorregten, door den Hertog aan die van Dordreeht gegeven, wordt
mede vermeld: // Oock mede scheiden wy onse stede van Dordreeht voorsz.
quyte van schulden, die sy ons schuldich wesen mochte, roerende van den
sleyschat// (bl. 736).
Op bl. 740 van het IIIe Deel van v. m ie b is lezen wij van //vier warf tseven-
tich pont goets geltsv, en op de zeifde bl.: //Hollandtse guldens, sulker als wy
lest hebben [doen; slaen?^//. Op bl. .742: //ses Holandtsehe groot//. Op bl.
743: // ses pond sulex payments als wy nemen van onsen renten in Kenemer-
lant ende in Vrieslant// [zulks was immers geen ander dan het gewone Hollandsehe
geld?]. Bl. 746: // dat wi der stat van Utrecht wtreyeken ende betalen
zullen 1600 Hollantsche schilde//. Omtrent het Slot Popkenburg op Walcheren
lezen wij op bl. 750: //Ende dese husinge ende goede sal men verheergewaden