kunnen opsporen, wier ontcijfering, ten gevolge van het sleehte metaal en daar-
door veroorzaakte flaauwe afstempeling, ons oneindige moeite gekost heeft. Al
vertodnen zulke stukjes zieh thans op de platen onzes werks tamelijk duidelijk;
alleen de kenner van middeleeuwsche muntjes kan beoordeelen wat het in heeft
om de afbeeldingen op het papier zoo ver te brengen. Het scherpste oog wordt
wel eens bevig afgemat en hoe dan ons zoo zwak gezigt!
Alle deze muntjes dragen ongeveer de type der Grafelijk-Hollandsche uit het beerò
der 15e eeuw, en zullen dus hoogstwaarschijnlijk ook wel in die eeuw geslagen
zijn, want de Heeren waren gewoon de type hunner magtige naburen te vol-
gen, ten einde aan hunne geldstukken ook in dezer land loop te verschaffen.
N° 1 beeft op de vz. het schuins geplaatste wapenschjld van Arkel met een
helmachtig sieraad daarboven, even als men op de kleine muntjes der Heeren
längs de Maas geslagen ziet. Het omschrift is niet zeer duidelijk. Wij lezen :
101} 2 DS • 2! I RÍJSIj "
d. i. Johannes de Arkel.
De kz. heeft volkomen het kruis der vierde grooten van Klips den Goeden.
Omschrift :
SBOBS I W2Î : H j O : DS |
Z. of K. B. weegt 0,4 w. In bet Kon. Kab. en bij den Kolonel de r o i j e .
N° 2 heeft het Arkelsche wapenschildje regtstandig en ongedekt binnen eenen
pareleirkel. Omschrift :
•î< IB0BSW2Î . B0V2Î » DS - IjOIJ.
het laatste voor IjOI$SIiOiB.
Kz. Een Karolingisch kruis binnen eenen pareleirkel; bet omschrift schijnt
te moeten worden gelezen : -
, É» SBOBSmm BOV2! M.
De twee laatste letters zouden schijnen het jaartal (14)51 aan te duiden, maar
dit zoude een buitengewoon vroeg voorbeeld van aanwijzing des jaartals op eene
Nederlandsche, althans Hollandsche, munt zijn.
Z. B. Weegt 0,4 w. en bevindt zieh in ’t Kon. Kabinet en bij Schrijver dezes.
N° 3 , eene dito mimt, heeft op de vz. thans tot omschrift (immers zoo
lezen wij):
¿fr ioi} ° os • tírase . sì}.
en op de kz. :
¿fr ÍBOB© ° B0V2! . DS • i}Oi$.
Z. B. bij den Heer k e e r , weegt 0,3 w.
N° 4 bevat op de vz. bet scbildje van Arkel binnen een compartiment, be-
staande uit drie halve bogen, tusschen welke even zoo vele uitspringende drie-
hoeken. Omschrift :
ifr 101} . . . . I}OIS.
Kz. een gevoet kruis, dat het veld der munt in vier gelijke deelen scheidt ;
tusschen de beenen ziet men de letters :
1} O Vi S'
In den rand:
SBOB I SW2S I B0V2S | . . . .
Z. B. bij den Kolonel d e r o h e , weegt 0,3 w.
N° 5 beeft de typen van N° 1 op voor- en keerzijde. Ook het omschrift op
de vz. is als van N° 1, doch dat op de kz. luidt thans:
ÍBOB I ©012! I BOV I 2S 2 1} :
K. B ., mede bij den Kolonel d e r o i j e , alsmede bij den Heer s t r ic k e r ,
weegt 0,3 w.
Langen tijd was ons eigendom het muntje, dat wij onder N° 11 op Pl. XLIV
hebben laten afbeelden ; zeer lang aarzelden wij bet aan eenen Heer van Heukelom
toe te schrijven ; maar eindelijk, terwijl ook onze vriend m e i je r e r, even
als wij, op meende te lezen :
DBS DS ° I}0
hebben wij bet laten opnemen als N° 11 op onze laatste Supplementplaat Holland.
Men ziet, dat op de vz. het wapenschild van Klips van Bourgondië
gevonden wordt. Op de kz. lezen wij :
ÍBO I . . I BO • I SIV
d. i. het moneta nova sivitatis, gelijk ons reeds is voorgekomen op Pl. XVI,
N° 16, van Braband en Limburg, en dat men op geconterfeite munten schijnt
geplaatst te hebben, bevreesd voor al te naauwkeurige nabootsing of liever voor
de daarop gestelde straf.
Het muntje is ons gebleken het werk van valsche munters te zijn uit hetgeen
wij zelve boven op bl. 431 en 432 hebben medegedeeld. Er bestaat tooh voor
70