Poinsoen, 422 ; zie ook Pintsomen.
Polanen d o o r d i e v a n Delft v e i b r a n d , 2 0 5 ;
J a n v a n —-, v a n de Deh e n Breda, 2 2 4 .
Polijstrad, 485, 499.
Ponden en Stuivers (Berekening in), 481.
Ponden (Geldsommen berekend bij), 72.
Ponden, Schelling en en Penning en, 274.
Ponden Zwarten, d. i. Tournooisen, 221,
222, 230, 560; ponden Toumoois (waarde
van), 560.
Ponsoenen, 4 9 7 .
Pont (Geslacht van), 29.
Poort (Yoor-, middel- en achter-) in de Munt
te Dordrecht, 464.
Poorte van Delff, d. i. stad Delft, 171.
PopJcenburg, 258.
P o p p e H a y m a n s s o e n , Waardijn, 5 6 9 .
Portugal (Groote gouden munt van), 508.
Posierijen, wanneer nog onbekend, 92.
Postulaten van R u d o l f van Diepholt in
Holland ingevoerd, 41.6, 418; hun allooi,
aldaar.
Postulaten van Luik, 418.
P o t t e b v a n d e e Loo (D i e c ) , Secretaris
van P i l i p s van Bourgondie, 871, 874.
Praeses of Bewindhebber, 19; was dikwerf
*s Graven broeder, aldaar.
Privilegia, op het Rijks-Archief, 294 noot.
Privilegie der Munt aan Dordrecht, 236.
Privilegie (Groot) van Yronw M a e ia , 63.
Privilegiéboeh der Stad Leiden, 420.
Privilegien (Eerste) aan de steden gegeven,
76; aan de Munters, 212, 277, 380.
Procurator Hollandiae, 75 ; later heette deze
Stadhouder, aldaar.
Proefcamer in de Munt, 570.
Proost van Maastricht, 495.
Provenaers, d. i. Proveniers, 289.
Provoest ende Gesworen des Graven, 214.
Provoost, Hoofd der Munters, 247, 335.
Pruissen (Togten van Graaf W i l l e m IY
naar), 167, 172 noot.
Puntige bladeren (Roos met), 522; met
ronde dito, aldaar.
Puntsoenen (sic), 432; Pintsoenen (sic), aid.
Putten (Land van), 37 ; de Edelman G e -
EA E D v a n — , 18.
QQuadrantes,
1,
Quaet gelt, 252.
Q u a e e e ( L o y s ) , 499.
Quartier- Grooten, 248, 251, £58, 274,
284, 285, 295.
Quasa (De Gouw), 50.
Q u e q u e l (G h i j s b b e c h t ) , 875, 876, 567.
Quesnoy (Graaf W i l l e m Y opgesloten te),
177.
Quetsdouchen, 485.
Q u e v in (Mr J a n ) , 434, 485.
ÜVOD*IVömViH*GSm*IVDlG2SmS.
Spreuk op eene munt, 545.
R .
Raming (Yeranderde) op de Munt, 479.
R a s o ie ( J a n ) , Muntmeester van Graaf W i l l
e m Y I, 289, 290; Muntmeester-Gene-
raal, 375', 876, 878.
Reaal (Gulden), 490; zware dito 493; gouden
realen, 581, 587; halve dito, 532,
537.
Realen (Zilveren), 490, twee malen, 491.
Reces, 290, 291, 354, 374.
Recueil [Kort) van eenige stuhhen, enz..,
544.
Reformacie der munt, 465; V 1- van de in-;
structie van den cleynen gelde, 466.
HHPORSH25GIO * GVERRE * P 2 £ # *
ESrfl. Opschrift op munten, 513.
Regalis decima, 45.
Regeling der muntspecien (Oudste) van 1330
162.
Regensburg (De Bisschop van), 28.
Regent van Holla/nd en Friesland (R o b e e t
de Flaming), 23.
Register der goederen van de Utrechtsche
kerk, 4.
Registreren eener Muntinstructie, 411.
Regt op de muntproeven, 400.
Regt (Zucht van K a b e l den Stouten voor),
451.
R e ic h e l (Kabinet van den Staatsraad v o n ) ?
265, 267, 270, 556.
R e y g e e s b e e c h , Kronijh, enz., 469 noot.
Reymerzwale, 875, 496.
R e y n i e b D ie c x z . (De Muntgraveur), 484.
R e y n i e e s ( J a n ) , Medicus, 568.
R e in h a b d u s , Monetarius te Alkmaar in
1157, 43.
R e in o u d I I , Graaf van Gelre, 119, 137.
R e in o u d I II (Munten van Graaf), 551.
R e in o u d van Brederode en Gennep, 224.
R e in w a e d u s , Monetarius. Zie R e in b a e -
d u s .
Reizen. ten behoeve der Munt, 567.
Remedie, 475 ; — h a lf den Forst, ha lf den
Muntmeester, 393.
Renesse ( J a n van), 120.
R e n e s s e B e e id b a c h , Numismatique de Liège,
804, 364, 561.
Rente (Standaard der) in 1402, 2.55.
RentMeester van Zeeland (Grafelijke), 159.
Rentmeesters Generaal van Holland, enz.,
414.
Residentien der Hollandsche Graven, 65
noot ; 's Hage werd zulks eerst onder W i l l
e m I I , aldaar.
Revue Numismatique Française, 546.
Revue de la Numismatique. Belge, 1 4 ,1 8 9 ,
190, 365, 551, 556.
R e u v e n s (Wijlen de Hoogleeraar), 89.
Reuver, Ruven, in ’t ambt Montfoort,
856.
Rhenen (Zilveren munt geslagen te ), 296,
301; Gulden van Rhenen, 341, 359.
Richara of Rekere, 41.
• R ic h a b d (Koning), 114.
R i c h a e d i s , Jonkvrouwe van De lft, 76.
R io h i l d i s of RiJKHILDE, weduwe van Ylaan-
deren, 23;
Ridderslag, 128 noot.
Rienensche gulden, 341.
R i e t v e l t ( J a n , de bastaert van), 496.
Rigting- o f proefmu/nt (piedfort), 201.
Rijder of Cavalier, 444; halve dito, 445.
Rijders, muntsoort, 249, 556, 575.
Rijede, de' Riederwaard, 33.
Rijkdom (Betrekkelijke) der Westfriezen,
64, 65 noot.
R i j e h i l d e . Zie R i c h i l d i s .
RijTcS’Ar chief (Uederlandsch), 163 noot.
RijTc8-arend, 169.
RijJc8dägen (De Hollandsche Graven gingen
de Keizers huldigen op de), 14.
RijJcsgraven (De Hollandsche Graven waren),
12.
RijJestol, la/ndlol, 41, 46.
R ijîc8verdeeUng van 839, 5.
RijJcsvergad&fmg te Hirschfeld (Diek I II op
eene), 17.
Rijmerzwale, 375, 496.
Rijn (De), 1 , 33.
Rijndajk {ßX&g op den), 329.
Rijnguldens, 195, 226, 296, 417.
Rijnlcmd, 32, 88, 307.
Rijnmond bij Katwijk, wanneer waarschijn-
lijk verstopt, 47 noot.
Rijnsburg, 35 ; ,het Grafelijk lusthuis aldaar
in een klooster veranderd, 32; wedijvert
later met Egmond, aldaar; wanneer ver-
woest, aldaar; zie vërder 55.
Rijnsche o f Keurvorster Guldens, 195, 296.
Rijssel, 365, 376; rekenkamér t e—, 435;
eerste vermelding van Rijsselsche munt, 3,
R i j s w i j k (Heer J a n v a n ) , 74.
Ring ela/re in *t Bisdom Keulen, 520.
Rinland of Rijnland, 32, 38; deszelfs oudste
grensscheiding, aldaar.
Rinxe of Rinsche, d. i. Rijn-gulden, 226, 575.
R o b e e t , zoon van B q u d e w i jn , Graaf van
Ylaanderen, 20; ook geheeten R o b e e t de
Fries, 22, 23, 57.
R o b e e t , Graaf van Ylaanderen, 152.
R o b ia n o (Graaf d e ) , 61, 119.^
Rodanborch, later Aardenburg, 50; bezat
reeds in 967 eene moederkerk, aldaar.
Rodenburg, later Aardenburg, stad in de
middeleeuwen, 8.
Roeden muurs (Boete van), 881.
Reeden (Drie) mähen, 216, en alloyeren by
den Grave ende den Rade, 216; één bij
den Graaf, één bij Ridders en Knechten,
één bij de Steden, aldaar en 217.
Römeb (Dr R. C. H .), Geschiedh. Overzigt
der Kloosters en Abdijen in Holland en
Zeeland, 10.
Roemerswale, 114, 560.