bezitten dien met een klop, welk exemplaar weegt 16,65 w. Bij den Heer
b o o n za je r vonden wij deze munt met de jaartallen 1573 en 1574. De N° 26
troffen wij aan in lie t Kabinet der Leidsohe Hoogeschool en bij den Heer k e e k .
Het gewigt is 15,785 w.
Van de halve Filipsdaalders in het Supplement weegt de N° 50 in het Kon.
Kabinet 15,3 w.; de N° 51, mede in het Kon. Kabinet, 16,3 w.; de N° 52,
bij den Heer St r ic k e r , 14,45 w.; de N° 53, mede bij den Heer St r ic k e r ,
16,4 w.; eindelijk de N° 54, in het Kon. Kabinet, 16,3 w.
De N° 55 in het Supplement is een Filipsdaalder van Zeeland. Hoewel dit
stuk het jaartal 1580 draagt en dus ons. tijdperk oversohrijdt, hebben wij toch
de mededeeling niet willen nalaten, omdat het stuk een der eerste is die te Middelburg
geslagen zijn. Het berust in de Verzameling van Professor s e r r u r e en
werd ons door den Heer k e e r in teekening medegedeeld. Het gewigt is. ons
niet bekend.
Van -N" 27—36 zijn vijfde Filipsdaalders, alle onderling meerendeeis zeer
weinig verschillende. De N° 27, die op zijne keerzijde aanwijst, dat hij een
5e deel van zijn geheel is, kwam ons nimmer in het oorspronkeiijke voor, en
wij ontleenen het stuk alzoo alleen aan de Beeldenaars; N° 28 , bij den Heer
d e w i j s , weegt 6,4 w.; N° 29 weegt bij den Heer s t r ic k e r 6,6 w., doch
bij den Kolonel noot slechts 4,9 w.; N° 30 is zeer algemeen; wij vonden
deze munt in het Kon. Kabinet, in dat der Leidsche Hoogeschool en die van de
Zeeuwsche en Noord-Brabandsche Genootsohappen; verder bij de Heeren k e e r ,
d e w i j s , b e e l a e r t s , MACARe, Professor k is t en Schrijver dezes. Het door-
gaande gewigt is 6,8 w.; N° 31 troffen wij alleen aan bij de Heeren sa nt&
en d e w i j s ; gewigt 6,6 w.; N° 32 bij de Heeren s t r ic k e r en santoe. Het
exemplaar bij den Heer k e e r , dat 6,85 w. haalt, heeft H1SP • Z • REX; N° 33 ,
bij de Heeren b e e l a e r t s , v. d . n o orda a en d e w i j s voorkomende, weegt 6,8 w.;
N° 34, bij de Heeren b e e la e r t s en v. D. no orda a , werd door ons met den
verhoogingsklop gestempeld gevonden in het Kon. Kabinet en bij den Heer
s t r ic k e r ; weegt 6,8 w.; N° 35, in het Kon. Kabinet, bij de Kolonels noot
en d e r o i j e van w ic h e n , weegt 6,8 w.; N° 36, eindelijk. in onze Verzameling,
weegt 6,65 w.
N° 87—41 zijn tiende deelen van den Filipsdaalder, waarvan alleen de
N° 37 in het omsehrift aan de kz. aanmerkelijk afwijkt van de overige. Op
voor- en keerzijde toeh dezer munt komen ’s Vorsten titels voor en wordt zijne
kenspreuk Dominus mihi Adjutor in het geheel niet aangetroffen. Deze munt
weegt 2,75 w.; N° 38, in het Kon. Kabinet en dat der Leidsehe Hoogeschool
(waarin ook een dito met een klop voorkomt), vonden wij ook bij den Heer
v. d . no orda a (3,5 w.), bij de Heeren b e e l a e r t s en k e e r (3,15 w.), alsme-
de in onze eigene Verzameling (exemplaar uit de Haarlemmermeer), wegende
3,25 w.; de N° 39, bij de Heeren d e r o i j e , santce en s t r ic k e r , weegt
3,1 w.; N° 40 kwam ons voor in de Verzameling van het Noord-Brabandsch
Genootsehap; verder bij de Heeren no ot , s t r ic k e r , d e w i js (3,3 w.) en k e e r
(3,42 w.); N° 41 eindelijk, te vinden bij den Heer k e e r (2,99 w.), berust
ook in de Verzameling van Professor s e r r u r e , alsmede in de onze.
Wij gaan over tot het mindere geld.
In. de eerste plaats geven wij onder N° 42 eene afbeelding van den vierstui-
verspeming, die ons nimmer in het oorspronkeiijke is voorgekomen en wij daar-
om naar eenen Beeldenaar hebben moeten laten nemen. Het stuk draagt de
zelfde afbeelding en omschriften als de vierstuiverstukken der overige Gewesten,
die door ons in de vroegere Deelen van dit werk zijn medegedeeld.
Van de N° 43, een stuiver , kwamen ons alleen twee exemplaren voor; dat
uit de Verzameling van den Heer s t r ic k e r , waarop de titel ANG • REX dui-
delijk te lezen is, weegt 2,8 w., en is door ons als laatste munt op de Supple-
mentplaat XL1V aan het einde afgebeeld; de andere wordt gevonden in het
Kabinet van den Heer k e e r , wegende 2,6 w .; N° 44—46 zijn, gelijk men
bij naauwkeurige beschouwing der omschriften bespeuren zal, onderling verschillende
halve stuivers; N° 44, in onze Verzameling (uit de Haarlemmermeer),
weegt 1,5 w.; N° 45, bij den Heer s t r ic k e r , weegt 1,45 w.; N° 46, in
het Kon. Kabinet (1,3 w.) en bij den Heer k e e r (1,08 w).
De N° 47—50 zijn 1I20 Filipsdaalders. Ook deze stukken verschillen onderling
weinig; N° 47, bij de Heeren MACARe en s t r ic k e r , weegt 3,1 w.; N° 48,
in de Kabinetten van het Noord-Brabandsch Genootsehap, alsmede van den
Heer k e e r , weegt 3,24 w.; N° 49, bij den Heer s t r ic k e r , weegt 3,1 w.;