En hiermede zijn wij dan gelukkig aan het einde van het HS. gekomen.
Uit de groote, boven reeds vermelde, Ordonnantie van 14 December 1489
over de munten, welk stuk men geheel vindt afgedrukt in het Groot Plakaatboek
van CAu en sc h e l t u s , zien wij, dat op aanzoek van Maximiliaan’s Stedehouder in
Nederland, die zijn* Vorst de schroomelijke verwarring in de muntzaken had onder
het oog gebragt (blijkende daaruit, dat onder anderen de penning van 20 stuivers
langzamerhand tot op 60 gestegen was, en de overige naar evenredigheid geklommen
waren), er eene algemeene bijeenkomst van deskundigen uit de Staten
en uit geheel Nederland had plaats gehad, eerst te Lier en daarna te Breda (1).
Op deze bijeenkomst had men besloten tot het uitvaardigen der bewuste Ordonnantie,
waarvan een afschrift aan de Staten van alle gewesten werd gezonden.
Ingevolge daarvan zoude men voortaan slaan (wij volgen den voor ons lig-
genden Eranschen tekst) //un denier d’or fin, nommé double florin,// gangbaar
voor 40 stuivers van de nieuwe munt ; // le/florin de St. André// (NB. gangbaar
voor 20 stuivers); //un denier, nommé demy florin;// en in zilver: *un denier
nomme le grand double, de double pattart, de patart, de gros, de demy groz,
de quart de groz, de denier noir, nommé courte,// eindelijk de mite.
Gaarne zouden wij hier meer overnemen, maar de rijkdom van het onderwerp
overstelpt ons. Had het ons mögen gebeuren — waartoe wij in der tijd alle
mogelijke pogingen, zoo op het Rijks-Archief als elders, waar handschriftelijke
stukken voorhanden waren, aangewend hebben — om de geheele massa van
bouwstoffen voor eene Muntgeschiedenis van Holland en Zeeland te overzien, zouden
wij eene andere en wel kortere wijze van bewerking aangenomen hebben, waar-
door wij in staat zouden geweest zijn om in een Quartijn van de uitgebreidheid
des tegenwoordigen meer de quintessens der geschiedenis van het Muntwezen
van Holland en Zeeland op te nemen. Wij hopen echter de stukken, die wij
thans niet kunneu mededeelen, in het Algemeene Supplementdeel op de ver-
schillende Deelen , van dezen onzen Muntarbeid te zullen kunnen opnemen ; doch
deelen wij thans nog alleen het volgende uit de tegenwoordige Ordonnantie mede.
(1) Waarschijnlijk in deze laatste stad, omdat zij genoegzaaam het middelpunt der 17
provinciën was.
Maximiliaan bepaalde, dat er voortaan in Nederland slechts vijf Munthuizen
in werking zouden blijven, te weten in Braband, Gelderland, Viaanderen,
Holland en Henegouwen.
Nog geene volle 4 jaren waren er verloopen of er was reeds eene moderatie
noodig van een plakaat, dat men meende, na langdurige en rijpe overwegingen
van deskundigen, tot finaal herstel van het muntwezen te hebben in het leven
geroepen. Op den 26 Augustus 1493 namelijk verscheen de zoo even genoemde
moderatie (1), waarvan de aanhef luidt als volgt:
Maximiliaan, enz. en Philips, enz. — Alsoo int jaer 89 lestleden om te voorsien en te
remedieren totten grooten ongeregeltheden die doe was in *fc stnck van onser munten en
andere die ganck hadden in onsen Landen en heerlichede, wy hadden gemaect seker ordonnantie
op de reductie van dien en gestelt den gouden Andriesgulden die opgegaen ende
geresen was tot 60 stuyvers, op 20 st. en alle andere goudene en silvere penn, na adva-
nant (sic). En daerop gedaen expedieren onse opene brieven van 14 Dec. in den selven jare
89, en hoewel de voors. ordonnantien gemaect hadden geweest metten grooten en rijpen
advyse van Rade, alsoo wel van den luyden van onsen Rade, als van dien vanden voors.
Staten daeromine vergadert, ende tot grooten oirbar van gemeene welvaert van al onsen
voors. Landen, nietemin op ’t gene dat de selve van den Staten van al onsen voors. Landen
vergadert in dese onse Stede van Mechelen in April in ’t jaer 91 oock lestlede deden
ons vertoonen, en te kennen geven, dat de selve ordonnantien niet wel onderhondelijcken
waren, eS dat meerder oirbaer en proffijt wesen sdude voor onse voors. Landen den selve
gouden Andriesgulden te stellen op 24 st. en alle andere penn, na advanant, ons biddende
dat alsoo te willen doen , wy genegen wesende tot heure voors. bede hun de selve geaccoor-
deert, en dat den voors. Andriesgulden gestelt soude wesen tot den voors. prijse van 24
st. en alle andere penn, na advanant, en waren doe daerop geexpediert onse opene brieven
inhoudende vele boeten ende brencken om dat te verhalen öp den overtreders van dien,
en heeft niet onderhouden geweest, maer is den ganck van den selven penninck in sulcken
wijs geresen indien daer geen voorsienicheyt inne gedaen wierde de selve penninck soude
weder rijsen tot sulcken prijse, als sy in ’t voors. jaer van 89 waren tot grooten achter-
deele van ons en van den gemeene oirbar van onse Lande en ondersate, welcke saken wy
(1) In deze moderatie wordt hier en daar melding gemaakt van eene ons onbekend
geblevene Ordonnantie van 1491.