Beide wegen ieder 8,05 w. en berusten in de Verzameling van Prof. s e r r ü r e .
N° 9—15, alsmede N° 24 en 25 op PI. XXXVII, zijn penningen van 2
grooten, stuivers of dusgenaamde enkele vuurijzers. Zij hebben op hare vz.
eenen gezeten, vooruitzienden ieeuw, met het wapenschild van Bourgondie aan
eenen band om den hals.
Het omscbrift van N° 9, die wij indertijd afteekenden naar een zeer afge-
sleten exemplaar in de Verzameling van wijlen den Heer v e r k a d e , is:
•i«. iR2SBI2S * DVGISS2S % BG % GOSRIW * ^O.
Op de kz. ziet men een zeer gebloemd kruis en rondom betzelve in den
buitenrand:
BSßSDIG * fiGRSDiroffim I rpvs 1Ä78.
Het stuk weegt 2,5 w.
N° 10 heeft op de vz.:
GOSHirp * IjOIili
terwijl voor het woord Maria een dusgenaamd Geldersch kruis gezien wordt.
Men bespeurt ook dat de woorden door enkele sterren van elkander gescheiden zijn.
Op de kz., die het jaartal 1Ä79 als dat der stempeling aantoont, ziet men
een roosje in het hart van het kruis, iets wat op de N° 9 niet zoo duidelijk te
bespeuren was. Het omschrift begint daar met een gewoon kruisje, en men zal
opmerken dat de woorden door twee boven elkander geplaatste sterretjes van
elkander gescheiden zijn.
N° 11 en 12 hebben thans op hare voorzijde:
GOSHirr I IjO.
terwijl de eerste zieh nog van de laatste onderscheidt door de roos of bloem in
het veld der munt nevens den kop des leeuws.
Beide zijn van 1479.
N° 10, wegende 2,9 w., berust in het Koninklijk Kabinet.
11----- ------- 2,6 w., ziet men in de Verzam. van den Heer St r ic k e r .
12----- ------- 2,79 w., berust in de Verzam. van den Heer k e e r .
N° 13. heeft op de vz. de woorden door enkele sterretjes van elkander gescheiden;
achter het woord GOfRIW is er boven het sterretje nog een liggend
half maantje geplaatst; gelijk zieh ook zulk een maantje vertoont in de hoogte
achter het woord fjo; daarna volgt een roosje en vervolgens het gewone kruisje,
waarmede men acht dat de legenden der munten beginnen.
Op de kz. Staat:
* BSßSDIG I IjSRIDimKmi * rov© 1481.
Pautief voor hereditati; men lette op de veranderde cijfer 4,
Het ornament in het hart des kruises zoude men moeijelijk als roosje herkennen.
Z. weegt 2,88 w. Verzameling des Heeren k e e r .
N° 14 heeft een dusgenaamd Geldersch kruis aan het begin der legende, zoo
der voor- als der keerzijde. Het jaartal is 1Ä82.
Z. weegt 2,64 w. Verzameling van den Heer keer.
N° 15, van 1Ä83, heeft weder Geldersche kruisen op voor- en keerzijde.
Aangezien Maria den 27 Maart 1482, naar den gemonen stijl, overleed (terwijl
het jaar 1481, volgens den Hofstijl, tot 7 April diens jaars duurde), moet men
aannemen, dat het voorkomen des jaartals 1483 op deze munt aan eenige, ons
onbekende, reden moet toegeschreven worden (1).
Z. weegt 2,9 w. Verzamelingen keer en v. n. ohijs.
Wat de N° 24 op PL XXXVII betreft, daar ziet men op de vz.:
Goraim * i io ,
waarachter zieh vertoonen een liggende halve maan, een roosje eh een dusgenaamd
Geldersch kruis.
Het jaartal op de kz. is 1Ä79.
Z. weegt 2,8 w. Berust in het Koninklijk Kabinet.
N° 25, van 1Ä81, met de zelfde zonderlinge muntteekens (?) aan het einde
der legende van de vz., weegt 2,94 w.-en berust bij Professor serrure.
N° 16—20 zijn halve stuivers of grooten. Zij hebben op de vz. de öud-
Duitsche, als in elkander gestrikte, letter ST! in een compartiment, dat uit vier
bogen en even zoo vele inspringende punten bestaat, en een gebloemd kruis op
de kz. Het omschrift der vz. is:
ffiKRITS * DVGISS2I * BG * GO * TjO'
(1) Maria overleed stellig 27 Maart 1482 naar den■ gewonen stijl, want reeds in Mei
1482 werd Maximiliaan als Voogd te Middelburg gehuldigd; zie r e y g e r s b e u c h , I I , 308,
,en w a g e n a a s , IV, 208.