Wij lezen ook van eenen aangekochten zarksteen om op te kloppen (munten).
In de rekening van het ijzerwerk lezen wij telkens van uitgaven bij braspen-
ningen, b. v. « honderd spijkers eenen braspenning,» enz.
Er wordt melding gemaakt van de voorpoort, de middelpoort en de achter-
poort, verder nog van de kleine poort van het Muntgebouw.
Verder lezen wij :
Plorys gewichtmaker van leyden van dat hy vijf gewichten van xxxnj marck behoerende
lnijnen genad. heere ende zijne munten tordrecht zoms gezwaert eñ zoms gelicht heeft; eh
van die te hebben tot diversehen stonden geadj us teert van tstuck vi ß x gr.
Ook nog:
Aen den "Waerdijn van n u dubbelde stuvers ende n u enkele nyeuwe’ stuvers van der
munte des bisschops van Utrecht (1) dair assayen of gemaict zijn ende geseynt te bruessel
en in den hage te samen . . . . . . . u (] vr den. gr. licht.
Het facit der rekening wordt opgetrokken »in lichten payement, den dubbelde
zilveren peñynck geheeten leeu voir v gr. gerekent.»
Uit de posten » uutgeven van reysenv schijnt te bhjken, dat zekere Mattheus
Nyekamer des tegenwoordigen Muntmeesters voorganger in de Munt te Dordrecht
geweest was (2) , en dat deze den Hollandschen Graaf veel schuldig was gebleven,
zoo wegens den sleischat als wegens andere heerlijke regten. Nu wordt het ons
hierdoor duidelijk om welke reden de Muntrekeningen over de jaren 1478—1480
van de Dordrechtsche munt ontbrpken. De man schijnt de vlugt genomen
te hebben.
Steeds moet er nog dusgenaamde haagmunt in omloop geweest zijn ; althans
wij lezen :
« den zelven [waerdeyn] van noch eene rejse by hun gedaen binnen den tijde deser reke-
ninge van dordrecht inden hage om die goutbusse te besegelen, en noch tot twee andere
stonden, inden hage geweest om te spreken mitten staten van den lande roerende die
(1) Het zijn de manten van Bisschop David van Bourgondië, afgebeeld op onze Pl. XVII, XVIII, XIX en de
Supplementplaat XXIX.
(2) Wij hebben dezen man reeds vroeger leeren kennen; zie onze Munten van Friesland, Groningen en Drenihe,
bl. 132. Blijkens het aldaar vermelde was hij in 1498 Muntmeester van Hertog Albrecht van Saksen te Sneekhaegmunte,
en om te hebben brieven anden mrs van der rekeninge van brabant om een
stuck van der naelde te hebben, enz.
Verder lezen wij als eene andere uitgaaf:
Anthonis de Lonckere die inder maent van Septembry a" Ixxxi getogen is geweest van
dordrecht in den hage mitten hm van der rekening eñ generad mr derselve munte te spreken
en te communiqueren -vpt stuck eñ reformacie van der voirs. munte by der nieuwer
instantie van dier.
Wij vinden ter zijde aangeteekend, dat deze »reformacie» ook plaats heeft
gehad.
Als tweede Muntmeester particulier komt in deze rekening voor Ambrosius
Diegaert.
Aan den » gezworen bode» A. Klock werd ook loon betaald, omdat hij met
brieven van de rekenkamer van Holland was getogen naar Brugge en Brussel,
om te waarschuwen dat de Engelschen veel goud en zilver uit het land voerden ;
ook om te bewèrken dat men geene kwade penningen van goud en zilver in
Holland zoude mögen brengen.
De bode was op dien togt 21 dagen uit.
Later werd hij gezonden naar Brugge, bij den Generaal Meester van alle de
Vorstelijke Munten (het Vorstelijke Hof was toen te Brugge),
« om hun te adverteren van der hage munte éñ andere gebreke vpt stuck der selve munte
in den lande, vm dairvp te mögen verwerve zulke prouisie als dair toe behoren zoude.»
Het schijnt dat er steeds veel siecht geld in Holland in omloop bleef, want
een volgende post luidt:
Pouwlis Verleeck die in der maent van Meye a° lxxxu gesonden is geweest van dordrecht
in den hage an den generail mr clays van essche, om him te adverteren roerende der hage
munten, doe in hollant loop hebhende, om dat hy dair of spreeken zoude mitten staten.
van desen lande ten eynde dat dair vp provisiè mochte geschien, enz.
De Generaalmeester van alle Nederlandsche munten , en dus ook die van
Holland, resideerde, gelijk wij zagen, in die dagen te Brugge. De bode
Block deed eenmaal te vergeefs eene reis van Dordrecht derwaarts, daar de
Generaalmeester geene gelegenheid had, om, des verzocht, naar 's Hage te
komen voor de opening der muntbus.
, 59