volgens een Charter, opgenomen bij van mieris (1), D. I , bl. 5451’, sohonk
Floris V op den 1 Aprii aan de stad Staveren de volgende voorregten en vrijheden :
«Voorts sullen wy hebben binnen Staveren onse munte ende onse tolne.»
Doch dit Charter wordt voor valsch gehouden; zie wagen a ar , Vaderlandsche
Historie, D. I l l , bl. 46.
Over mogelijke Zeeuwsche munt (Walchersche) uit deze dagen zie men beneden
op Willem III.
De muntsoorten, die in de Staatsstukken dezer dertigjarige regering vermeld
worden, zijn de volgende:
In de eerste plaats vinden wij ten jare 1266 (zie v. mieris I , 343) weder
melding van librae Hollandicae; in eene aan Leyden in dat zelfde jaar gegevene
Keur lezen wij van eene boete van twee ponden en twee schellingen (duae librae
et duo solidi), bestaande dus uit 504 deniers of zilyeren penningen (v.
m ie r is , 344); in 1268 van 400 pont Hollanscher penninghe; in 1269 \m librae
Hollandenses (v. mieris , 347 en 349); in 1271 van mciae Hollandiae in eene
Middelburgsche overeenkomst; unciae zijn hier schellingen, en wordt dus eene
waarde van 24 deniers te dier plaatse bedoeld (v. m. 356); aldaar wordt ook
van een denarius gesproken; en van denarii usualis et legalis monetae in Middelburg;
ten jare 1272 komt in een verdrag van Floris met Jan, Heer van Heus-
den, eene vermelding voor van eene jaarlijksche pacht unius sterlingi (van eenen
Engelsen); verder eene boete van 5 solidi (of 60 penningen) Lovanienses [scel-
linghen Lmensche] , v. m. 360; — mede in 1272 wordt gesproken van //5
Keulsche marhenn te betalen uit den tol van Geervliet, v. m. 362; verder leest
men telkens van librae en solidi Hollandenses en Hollandici, van denarii; in
1274 weder van een obolus (sic) of halve denier, ais tol voor een schaap of
varken te Geertruidenberg te betalen, v. m. 371. Ten jare 1274 bepaalde
(1) Uit SCHOTANUS, Hist, van Vriesland in Tabl. pag. 13 et seq.; gecöHationeerd met
de Archiven van Henegonwen, pag. 247 versa et seq. en tegen de Charters van de Leen-
kamer, p. 153 versa; winsemids, Hist, van Vriesland, pag. 179.
Het is dan ook overgenomen door schwaktzenberg in zijn Charterboel van Fneslmd,
J f bl. 126.
Jan I , Hertog van Brabaüd, dat de poorters van Dordrecht, eene stad, waar-
over hij toen het Leenheersehap nog uitoefende, de tollen te Lith in Keulsch
geld (penningen en hallinck [halven penning of obolus], fertoenen en vierlinghen
Coels) zouden betalen; zie v. m. 374. In 1275 spreekt Jan van Persijn, Heer
van Waterland, van eene betaling van »26 pont witlicks (wettig) g eltn, v . m.
379. In 1276 moesten de kooplieden van Kampen, Zwol, Deventer, Wilsum,
enz. te Dordrecht tol betalen in sterlingsche en Holländische penningen (denarién),
al naar de soort der goederen ; iets dat ons minder duidelijk is , v . m. 384. In
een ten jare 1277 door Floris aan de burgers van Hamburg gegeven voorregts-
brief wordt aan deze laatste opgelegd om te Dordrecht te betalen : u de qualibet
marea duodecim solidorum mum denarium sterlingensem ratione sui theloneigi
doch dat ieder schip moest geven : //12 denarios Hollandienses ratione thelonei,n
v . m. 394. Zie ook den voorregtsbrief van 1278 aan die van Deventer, waarin
beurtelings van Engelsch en van Hollandsch geld sprake is , bl. 396; ook komen
mede beurtelings Engelsche en Hollandsche munten voor in een Zeeuwsch
Charter van het zelfde jaar, bl. 397; Naardingerland werd in 1280 door de
Abdis van Elten aan Floris afgestaan tegen eene jaarlijksche betaling van 25
ponden Utrechtsche penningen, bl. 404; waarbij de bepaling: nin moneta
solvat, antiquo tempore consueta.,, In 1281 verkocht Hubert van Bosinchem
(Beusichem) zijn kàsteel Kuilenburg aan Reinoud I I , Graaf van Gelre, voor
100 ponden Hollandsche penningen, bl. 420. In 1282 wordt gesproken van
// binnen 3 jaren 40 pont Hollante, elches jares 13 pont 6 scellinge en 8 penninghe,„
bl. 427; m 1283 zoude eene jaarlijksche rente van 20 solidi Hollah-
diae voor 10 librae kunnen afgekocht worden, t. a. p. bl. 431; de eerste ver-
melding van de toen in een groot deel van westelijk Europa in gebruik geko-
mene Toursche munt vinden wij in de overeenkomst van Floris met Eduard I ,
Konmg van Engeland, m 1284 gesloten, nopens de uithuwelijking van beider
kmderen : „ Nos Florentius Comes Hollandiae — tractatum habentes super ma-
u tnmomo inter Hominom Alfonsom , primogenitum Domini Fdwardi regís Anglonrum
— et Margaretam filiqm nostram — optulimus (sii) centies mille libras
n nigrorum Twonensium legalis monetae,- — pro solutione praedictae pemniae
" concessimus Domino Alphonso quartam partem omnium terrarum nostrdrum ; zie
18