Zij regeerde met wijsheid en liet zieh door de Geestelijken niet overheerschen,
zoo als uit het volgende blijkt. , ,
Er ontstond tusschen haar en de Egmondsche kloosterhngen twist over de
keuze van eenen Abt, welk ambt te dier tijde het waardigste en njkste van
seheel Holland was. . „
De Gravin, smadelijk behandeld, veranderde het Grafelijk lusthuis te Rijnsburg
(dat misschien op of nabij de fundamenten van de oude vestigmg der
Romemen aldaar gebonwd was?) in een klooster, en plaatste.er nennen aan
welke zij uitgebreide goederen en inkomsten schenk. Van <hen tijd af wedijvexde
Rijnsburg met Egmond, tot dat beide in den vrijbeidsoorlog tegen Spanje
verwoest werden. ,
Zij is te Rijnsburg begraven, waar men in de kerk hären grafsteem aantreft
gelijk ook die van andere Graven in gemelde kerk, uit de Abdykerk derwaarts
^ er ten tijde van haar eehtgenoot en h
regering in HoUand mnnten geslagen, hetgeen wij, boewel voor onwaarschijnhjk,
echter voor niet onmogeUjk houden; zie de drie eerste muntjes pp onze Supplementplaat,
die geen naam van eenen Graaf dragen.
Het is hier misschien de plaats om een overzigt te geven van de landen , <he
de Graafschappen HoUand met West-Friesland en Zeeland, zoo nu aanvankehjk,
als later verder, uitmaakten. „ SB
Deze landen lagen gedeeltehjk in bet Fränkische, gedeeltehjk m het Friesche
deel van het onde Nederland; vooral moeten wij in aanmerkmg nemen de go -
wen Holtland en Fome, Lek en Ussel (Lake r f / ^ .M a r s u m ofMasalant,
een deel van de gonw Strine; verder, meer uoordelijk, de gouwen Rmland,
Kinnem, Wiron en Texla; in Zeeland Scaldis, Beveland, Walachra, enz
Het moerassige bosch tusschen de Merwede en de oude Maas dat m de en
het begin der 11“ eeuw voorkomt, onder den naam van Menmdo en Mereweda
schoppen. Nadat deze wüdernis in het begin der 11“ e e u w door Graaf Dirk m
bezit genomen was en deze er eene vesting gesticht had , schjn het , dat^zi
ook den naam van Hollland verworven heeft, waaronder zij in het register der
Utrechtsehe kerk van de 10“ eeuw voorkomt. Na de verovering ging deze
naam allengs over op de streken ten noorden längs de Merwede en Maas gelegen,
vooral op de gouw Maasland (waarvan nader); van daar, dat de Graven
zieh allengs Graven van Holtland noemen. In een brief van 1064 (zie v a n d e n
b e r g h , Handboek der Middel-Nederlandsche Geographie, dien wij hier op den
voet volgen) wordt gewaagd van . omnis comitatus in Holland. Het schijnt dus
in de 11“ eeuw met het omgelegen land door den Keizer tot een afzonderlijk
Graafschap verheven te zijn. Wat dit Graafsohap bevatte , blijkt niet duidelijk;
het schijnt evenwel dat daartoe behoorde de groote Zuid-Hollandsche Waard,
die in 1200 Dordrechtmaerde heette, en waarschijnlijk nog eenig omgelegen land
ten zuiden van de Morwedo tot over de oude Maas, uitmakende het noordehjke
gedeelte der gouw Strijen of Zwijndreoht (in 1006 Suindrecht geheeten). Voorts
worden nog in het Charter van 1064, maar zonder aanduiding van gouw of
Graafschap, vermeld in de omstreken van Dordrecht Hijede aan de Merwede,
thans, volgens v a n d e n b e r g h , de Riederwaard, Slijdrecht, Godekines hoffstat
bij Werkenemunde, misschien het latere Werkendam.
. Uit een Charter van 1200 blijkt zelfs, dat de Graaf van HoUand zieh meester
gemaakt had van Dussen en het land in Strijen en Waalwijk. Hierdoor werd
het gebied der gouw Stria verkleind, hetgeen later zoo gebleven is.
Bij Holtland vermeldt v a n d e n b e r g h het land van V>orne, dat wel in dien
tijd niet met name genoemd wordt, maar toch bestaan moet hebben. Op de
kaart bij v a n d e w a l l in zijne Handvesten en Privilegien van Dordrecht, ver-
toonende den loop van de Maas en Merwede voor den beruchten vloed van
1421, welke gevolgd is naar die van den Landmeter d i e r t , in 1565 opge-
maajit, en dus nog al veel geloof verdient, wordt het land van Oost- en Westvoome
of Goedereede als twee eilanden voorgesteld, door een breeden rivierarm geschei-
den. Dit land, laag en moerassig, schijnt reeds vroeg grootendeels verdronken
te zijn, misschien wel bij den grooten aandrang van bovenwater, na bet sluiten
des Rijns bij Dorestad. Daar beide eilanden den zelfden naam dragen, is het
niet onwaarschijnlijk, dat zij oudtijds verbonden geweest zijn en alleen door eene
kreek gescheiden. Het Haringvliet schijnt wel uit eene doorbraak ontstaan, daar
men in 1618 aan de oostkust van Goeree bij eene läge eb de overblijfselen eener
5